Wetsvoorstel ‘versterking decentrale rekenkamers’ | 5 dec 2018
Minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) schaft de rekenkamerfunctie voor gemeenten af. Met het wetsvoorstel ‘versterking decentrale rekenkamers’ verdwijnt de keuzemogelijkheid voor gemeenten om zelf regels voor de rekenkamerfunctie te stellen, waardoor iedere gemeente een onafhankelijke rekenkamer moet instellen.
In 2006 werd een rekenkamer voor iedere gemeente wettelijk verplicht. Dit naar aanleiding van de aanbeveling van de Staatscommissie dualisme en lokale democratie, die een rekenkamer noodzakelijk achtte voor de versterking van de controlerende taken van de gemeenteraad. De VNG maakte destijds bezwaar tegen een verplichte rekenkamer omdat het de lokale autonomie van gemeenten zou aantasten. De Raad van State oordeelde dat een verplichte rekenkamer met name voor kleine gemeenten een te zware last zou zijn en adviseerde het facultatief te maken. Het amendement- De Cloe werd aangenomen waardoor gemeenten en provincies de ruimte kregen om een keuze te maken tussen het instellen van een bij wet geregelde rekenkamer of het zelf stellen van regels voor een rekenkamerfunctie door een verordening.
In 2015 deed Berenschot in opdracht van het ministerie van BZK onderzoek naar het functioneren van de lokale rekenkamers. Hieruit bleek dat slechts 14% van de gemeente een onafhankelijke rekenkamer had ingesteld. De overige gemeenten hadden een rekenkamerfunctie, veelal in de vorm van een rekenkamercommissie. Het onderzoek toonde tevens aan dat zo’n 8% van de gemeente een inactieve, ‘slapende’ rekenkamerfunctie had. Deze inactieve rekenkamers waren al langer een doorn in het oog van de minister en deze wetswijziging moet hier een einde aan maken.
Wat verandert er?
De mogelijkheid om naar eigen inzicht een rekenkamerfunctie in te richten komt met deze wetswijziging te vervallen. De minister wil zo een sluitend stelsel creëren voor gedegen rekenkameronderzoek. Dit betekent dat iedere gemeente over een onafhankelijke rekenkamer moet beschikken. Dit kan een zelfstandig rekenkamer of een gemeenschappelijke rekenkamer zijn. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om een raadslid te benoemen als adviseur van de onafhankelijke rekenkamer. Hiermee wil de wetgever de relatie tussen de raad en de rekenkamer bevorderen. Deze adviserende raadsleden hebben echter geen stem in bijvoorbeeld het vaststellen van het onderzoeksprogramma of de conclusies en aanbevelingen.
Naast een verplichte onafhankelijke rekenkamer worden de bevoegdheden van de rekenkamer met deze wetswijziging uitgebreid. Door onder andere de decentralisaties in het sociaal domein gaan gemeenten steeds vaker inkoop- en contractrelaties aan met private partijen. Op dit moment hebben de lokale rekenkamers geen wettelijke bevoegdheid om onderzoek te doen naar inkoop- en contractrelaties. Door deze wetswijziging kunnen gemeenten onderzoek doen naar privaatrechtelijke rechtspersonen die ter uitvoering van een publieke taak goederen of diensten leveren die uit de gemeentebegroting worden betaald. De onderzoeksbevoegdheden worden tevens uitgebreid voor privaatrechtelijke samenwerkingsverbanden waar gemeenten en provincies onderdeel van zijn.
Kritische geluiden
In de huidige situatie kunnen raadsleden als mogelijk onderzoeksobject ook onderdeel kunnen zijn van de rekenkamer die het onderzoek uitvoert. Het kan ook voorkomen dat iemand eerst als lid van de rekenkamercommissie het onderzoeksrapport presenteert, en vervolgens als raadslid deelneemt aan de discussie over dit zelfde rapport. Dit strookt niet met het onafhankelijke karakter van de rekenkamer, zo vinden ook de G4 gemeenten en de Algemene Rekenkamer. De G4 gemeenten geven als reactie op de internetconsultatie aan het belang van meer bevoegdheden met betrekking tot contractrelaties te onderstrepen. Tegelijkertijd zijn ze kritisch over het feit dat deze bevoegdheden afhankelijk worden van de voorwaarden die met contractrelaties zijn aangegaan. Een ander punt van kritiek is de grens van 50% financieel belang voor onderzoeksbevoegdheden bij privaatrechtelijke rechtspersonen. Nu kan het zijn dat een gesubsidieerde instelling enkele miljoenen ontvangt van gemeenten, maar dit aanzienlijke bedrag niet de grens haalt van 50% van het financiële belang. Deze grens zou moeten worden geschrapt waarmee de bevoegdheden in lijn komen te liggen met die van de algemene rekenkamer.
Het wetsvoorstel heeft als voornaamste doel het creëren van een uniform stelsel van lokale rekenkamers en zo een einde maken aan inactieve rekenkamers. Critici merken op dat er in een groot deel van de lokale rekenkamers op dit moment raadsleden zitting hebben. Er zijn geen signalen dat deze rekenkamerfunctie minder goed functioneert of dat gemeenten hier minder tevreden over zijn dan gemeenten met een ‘echte’ rekenkamer. Bovendien blijft de belangrijkste oorzaak van slapende rekenkamers, namelijk onvoldoende budget, buiten schot met deze wetswijziging. De raad is en blijft het bestuursorgaan dat de leden benoemt en de rekenkamer een budget toewijst. De rijksoverheid heeft de afgelopen jaren meermaals het belang van lokale rekenkamers benadrukt, maar controle en handhaving ontbreekt. Ook een volledig onafhankelijke rekenkamer kan nu inactief of slecht functionerend zijn. Lokale rekenkamers zijn op dit moment ‘vormvrij’, waardoor er in de praktijk diverse varianten bestaan. Welke van deze varianten goed functioneren en welke niet goed functioneren, is niet goed onderzocht.
Conclusie
Bij invoering van de gemeentelijke rekenkamer in 2006 beoogde de wetgever een onafhankelijke rekenkamer voor iedere gemeente. Door kritiek vanuit onder andere de VNG en de Raad van State werd er een compromis gesloten. Nu wil de minister alsnog een einde maken aan de ‘vormvrije’ rekenkamer en het stelsel van lokale rekenkamers uniformeren. Het is logisch dat er kritische geluiden zijn over deze wijziging, want het probleem van slecht functionerende rekenkamers wordt hiermee niet opgelost. Desalniettemin is Unravelling vanuit professioneel oogpunt vóór het afschaffen van de rekenkamerfunctie. Niet omdat het zo vaak fout gaat, maar om de schijn van ‘de slager die zijn eigen vlees keurt’ te vermijden. Om de problemen in rekenkamerland beter te tackelen is het in onze optiek van belang dat extra maatregelen worden afgewogen. Hierbij valt te denken aan toezicht vanuit het rijk of de provincies en het stellen van wettelijke eisen aan het budget voor een rekenkamer. Ook behoeft de rol van een raadslid als adviseur, zoals opgenomen in het wetsvoorstel, verdere uitwerking. De internetconsultatie voor de wetswijziging is inmiddels gesloten en het is nu aan het parlement om de knoop door te hakken.