Berichten getagd ‘Integriteitsscheiding’

Heeft de decentrale rekenkamer een taak op het vlak van integriteitsonderzoek? | 12 januari 2023

Decentrale rekenkamers hebben de wettelijke taak om onderzoek uit te voeren naar het door gemeenten (en waterschappen en provincies) gevoerde bestuur. Hebben ze daarnaast ook de (wettelijke) taak om integriteitsonderzoek uit te voeren? En wat zijn voor- en tegenargumenten voor het uitvoeren van integriteitsonderzoek door decentrale rekenkamers? In deze blog van collega Martijn lees je er meer over.

Bron afbeelding: www.freepik.com

Wettelijke taak decentrale rekenkamers

Met de recent vastgestelde Wet versterking decentrale rekenkamers wil de regering ervoor zorgen dat de rekenkamer een belangrijk en onmisbaar onderdeel wordt van het gemeentebestuur en toegevoegde waarde biedt voor de democratische controle en verantwoording. De wetswijziging positioneert de rekenkamer duidelijk als onafhankelijk orgaan en versterkt daarmee de positie van de rekenkamer als onderzoeksinstituut. Wat ongewijzigd blijft is dat de rekenkamer onderzoek doet naar doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid.

Bij onderzoek naar specifieke cases op het vlak van aanbestedingen of subsidies, kan de rekenkamer op integriteitskwesties stuiten. Ook kan het zo zijn dat de rekenkamer wordt gewezen op een (mogelijke) integriteitskwestie en de vraag krijgt om dat te onderzoeken. Rekenkamers hebben echter geen specifieke wettelijke taak in het onderzoeken van integriteit en integriteitskwesties. Het feit dat een rekenkamer soms zelf een integriteitskwestie tegenkomt of een verzoek van de raad om integriteitsonderzoek ontvangt,  roept de vraag op of de rekenkamer integriteit en integriteitskwesties zou moeten onderzoeken. We verkennen dit aan de hand van enkele argumenten vóór en argumenten tegen integriteitsonderzoek door de rekenkamer.

Argumenten vóór integriteitsonderzoek door de rekenkamer

  • Integriteitsonderzoek ligt (soms) in het verlengde van rekenkameronderzoek. Bij het uitvoeren van rekenkameronderzoek stuiten rekenkamers nu al op uitvoeringspraktijken die strijdig zijn met wet- en regelgeving. In een dergelijk geval zullen rekenkamers de toetsing van deze uitvoeringspraktijken meenemen als onderdeel van hun wettelijke taak.
  • Een rekenkamer is met zijn rol als onafhankelijk onderzoeksorgaan gepositioneerd om integriteitsonderzoek te kunnen uitvoeren. Net als voor rekenkameronderzoek is ook voor integriteitsonderzoek geborgde onafhankelijkheid en objectiviteit van belang. Het gaat om in beide onderzoeksvelden om het onderzoeken van (bewezen) feiten en omstandigheden, waarna deze naast een normatief kader worden gelegd om zo tot een objectief oordeel te komen.  Het is ook niet goed voorstelbaar dat de twee onderzoeksvelden conflicteren, aangezien het uiteindelijke doel bij beiden het (verder) verbeteren van het openbaar bestuur is.
  • Bij veel gemeenten ontbreekt nu een (onafhankelijk) integriteitsonderzoeksorgaan. Integriteitskwesties worden nu veelal opgepakt door een tijdelijk ingestelde onafhankelijke commissie (van wijzen) of een (commercieel) onderzoeksbureau. Na het onderzoek wordt de tijdelijke commissie ontbonden en gaat het onderzoeksbureau een volgend onderzoek. Door het ontbreken van een vast integriteitsonderzoeksorgaan is kennisoverdracht en -borging voor de gemeentelijke organisatie niet geregeld. Dit in tegenstelling tot een gemeentelijke rekenkamer die in de loop der jaren kennis vergaart over het functioneren van de gemeente. 
  • Door integriteitsonderzoek bij de rekenkamer onder te brengen, wordt voorkomen dat er een extra onderzoeksorgaan ontstaat. De toenemende aandacht voor integriteit zou kunnen uitlopen op het instellen van een extra onderzoeksorgaan voor integriteitskwesties, naast de accountant, de rekenkamer, de auditcommissie et cetera. Ieder onderzoeksorgaan heeft – zeker vanwege de eigen onafhankelijkheid – als vanzelf behoefte aan een eigen onderzoeksorganisatie inclusief secretariële ondersteuning en een fysieke en digitale kantoorinfrastructuur. Kortom, er is een efficiencyargument om onderzoeksvelden waar mogelijk te bundelen.

Argumenten tegen integriteitsonderzoek door de rekenkamer

  • Integriteitsonderzoek is geen wettelijke taak van de rekenkamer. Een rekenkamer heeft de wettelijke taak de doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid van het gevoerde bestuur te onderzoeken. In het recente wetswijzigingstraject is het functioneren van de rekenkamer uitgebreid belicht en zijn de beoogde aanpassingen getoetst. Maar noch de wetgever, noch geraadpleegde betrokkenen hebben de noodzaak gevoeld om het toetsen van integriteit toe te voegen aan de wettelijke taken van de rekenkamer.
  • De burgemeester heeft de wettelijke taak de bestuurlijke integriteit van de gemeente te bevorderen. De burgemeester is op grond van de Gemeentewet daarmee niet verantwoordelijk voor de bestuurlijke integriteit binnen een gemeente, maar uitsluitend voor het proces om de bestuurlijke integriteit te regelen. In de Provinciewet is daarnaast vastgelegd dat de Commissaris van de Koning (CvdK) de verantwoordelijkheid heeft om de bestuurlijke integriteit binnen de provincie te bevorderen. De CvdK doet dit door te adviseren en te bemiddelen bij verstoorde bestuurlijke verhoudingen in een gemeente en door op te treden wanneer de bestuurlijke integriteit van een gemeente in het geding dreigt te raken. De verantwoordelijkheid voor het desgewenst (laten) onderzoeken van bestuurlijke integriteit is daarmee belegd.
  • De rekenkamer is kwetsbaar. Hoewel de meeste decentrale rekenkamers al meer dan 15 jaar bestaan, hebben meerdere rekenkamers nog steeds te maken met discussie over hun taken, onderzoeksbevoegdheden en budget. Om onnodige discussie te voorkomen is het te overwegen om de focus van de rekenkamer zo scherp en zuiver als mogelijk te houden.
  • Integriteitsonderzoek vraagt andere competenties dan rekenkameronderzoek. Bij de argumenten vóór integriteitsonderzoek door de rekenkamer is aangestipt dat er overeenkomsten zijn tussen rekenkameronderzoek en integriteitsonderzoek. Toch vraagt integriteitsonderzoek om andere competenties. Waar rekenkameronderzoekers zich ‘koel’ kunnen richten op hoe de feitelijke uitvoering zich verhoudt tot beleid en wet- en regelgeving, hebben integriteitsonderzoekers meer oog voor de menselijke kant. Het beoordelen of gedragingen passen binnen sociale conventies of ethische regels, is ingewikkeld. Alleen als een gedraging een overduidelijke schending van een sociale conventie, van een ethische regel, is het oordeel relatief eenvoudig. Zeker als er daarbij ook sprake is van een overtreding van een richtlijn of van wet- en regelgeving is. Het probleem is dat integriteitskwesties zich veelal voordoen in het grijze gebied; daar waar het onduidelijk is of een gedraging nu wel of niet door de beugel kan. Het gaat dan om ongewenst gedrag, dat mogelijk niet zonder meer ook al grensoverschrijdend. Dan is een zorgvuldige weging van de gedragingen, de omstandigheden, de gevolgen en de intenties van belang. Het vraagt kortom om een meer mensgerichte dan zaakgerichte blik van de onderzoeker. Daarin verschilt integriteitsonderzoek van rekenkameronderzoek.

Conclusie

De argumenten voor en tegen overziend, valt op dat er vooral praktische argumenten zijn om integriteitsonderzoek onder te brengen bij een rekenkamer. Er zijn met name fundamentele en inhoudelijke argumenten om dat juist niet te doen. Dat leidt tot de conclusie om de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken zuiver te houden en integriteitsonderzoek geen onderdeel te laten zijn van de bevoegdheid van de rekenkamer. Tegelijk is er ook behoefte aan een onafhankelijk integriteitsonderzoeksorgaan. Het is niet reëel te verwachten dat iedere gemeente zelf een dergelijk orgaan inricht. De recent (weer) geuite gedachte van een centraal onderzoeksbureau voor integriteitsschendingen in de publieke sector is daarom zeker interessant.


Deze blog is geschreven door Martijn Mussche. Meer weten over de wettelijke taak van decentrale rekenkamers en integriteitsonderzoek? Neem dan contact op met hem of met Shauni Drost.

Integriteit in het openbaar bestuur | 27 oktober 2022

Wie het nieuws volgt en de krantenkoppen leest, krijgt de indruk dat het binnen allerlei organisaties, waaronder het openbaar bestuur, niet goed gaat op het gebied van integriteit. Maar dat ligt genuanceerder. Het onderwerp krijgt namelijk ook (steeds) meer aandacht. En dat is terecht. Onze overtuiging is niet voor niets: veel gaat goed, maar veel kan beter.

Bron afbeelding: www.freepik.com

Wat is integriteit?

Integriteit behelst het handelen volgens morele waarden en normen. Het is daarmee breder en subjectiever dan het handelen conform wet- en regelgeving. Dit maakt het een boeiend, maar lastig thema. Het valt niet te vangen in termen als goed-fout of zwart-wit. Veelal is er dan ook sprake van een grijs gebied. Wel zijn er handvatten te vinden in wet- en regelgeving, een gedragscode (zoals de Gedragscode Integriteit Rijk), een protocol, of eigen normen en waarden.

Incidenten bij (semi-)publieke organisaties

Een schending van integriteit binnen organisaties met een (semi-)publieke functie kan veelomvattend zijn. Zo kan het gaan om (schijn van) belangenverstrengeling, cliëntelisme, machtsmisbruik, wangedrag, bevoordeling, het lekken van informatie, ongewenste relaties, nepotisme, discriminatie, (seksuele) intimidatie, pestgedrag of andere vormen van ongewenst gedrag. Ook benadeling als gevolg van het doen van een melding van een misstand of integriteitsschending komt voor. Dergelijke incidenten vragen allen om een gedegen onderzoek.

Onderzoek naar integriteitskwesties

Wanneer er sprake is van (een vermoeden van) een integriteitsschending of misstand is het aan te raden een onafhankelijk onderzoek in te stellen. Door onafhankelijk en objectief onderzoek ontstaat inzicht in – en duidelijkheid over – een bepaalde situatie. Waarheidsvinding staat daarbij centraal. Zo wordt er met name gekeken naar hetgeen er feitelijk is voorgevallen.

Ook zijn er situaties denkbaar waarin de nadruk ligt op vooruitkijken; op leren en verbeteren. Op dat moment spelen vragen als: welke lessen trekken we uit de situatie en welke inzichten kunnen we meenemen voor de toekomst. Als onderzoekers proberen we over het algemeen naar zowel het verleden als de toekomst te kijken zodat er sprake is van duidelijkheid over een situatie in het verleden  maar er ook kan worden gekeken naar hoe een dergelijke of soortgelijke situatie kan worden voorkomen in de toekomst.

Unravelling zet zich als onderzoeksbureau in voor het verbeteren van het functioneren van het openbaar bestuur, waaronder ook valt dat wij ons inzetten voor een integere overheid. Integriteit is een randvoorwaarde voor het goed functioneren van het openbaar bestuur en (semi)publieke organisaties. Zonder integriteit is er immers geen vertrouwen in de overheid.

Ter illustratie van de integriteitskwesties waarmee wij ons bezighouden, volgt hierna een beschrijving van een casus waarin sprake was van benadeling als gevolg van een melding van een misstand/ integriteitsschending. Het is een geanonimiseerde en samengevatte weergave van een casus die wij in het verleden hebben onderzocht in opdracht van een permanente integriteitscommissie.

Casus

Melder ervoer al enkele jaren een soms moeizame samenwerking met een aantal collega’s die haar in haar werk moesten faciliteren. Dit besprak melder met haar leidinggevende tijdens twee functioneringsgesprekken.

Op een gegeven moment kreeg melder gezondheidsklachten De bedrijfsarts gaf aan dat er sprake was van een probleem in de arbeidsrelatie.

Rond die tijd besprak de melder met de vertrouwenspersoon haar negatieve ervaringen met de medewerkers die haar moesten faciliteren. Omdat ook andere medewerkers rond die periode soortgelijke meldingen deden over deze collega’s, gaf de vertrouwenspersoon daar een signaal over af bij de directeur van de dienst.

Ongeveer drie maanden later deed melder in een persoonlijk gesprek – in aanwezigheid van de vertrouwenspersoon – een melding van (een vermoeden van) een misstand bij de directeur van de dienst. De melding had betrekking op het functioneren van de collega’s die haar moesten faciliteren. De directeur van de dienst verzocht melder om bij de leidinggevende te melden dat hun gesprek had plaatsgevonden. Melder durfde dat wel aan, maar sprak ook angst voor repercussies uit. Daarop zegde de directeur van de dienst toe melder te beschermen. De directeur van de dienst liet een onderzoek naar de faciliterende collega’s uitvoeren. Uit het hierop volgende rapport bleek dat er daadwerkelijk sprake was van ernstige problematiek met betrekking tot het functioneren van deze door melder genoemde collega’s.

Tijdens een gesprek met haar leidinggevende – twee dagen na het gesprek met de directeur van de dienst – vertelde melder, in aanwezigheid van de vertrouwenspersoon, over het gesprek met de directeur van de dienst. Ook legde melder haar leidinggevende de suggestie voor om (tijdelijk) een andere faciliterende collega voor haar aan te wijzen, maar de leidinggevende weigerde dat. De relatie met haar leidinggevende verslechterde mede hierdoor.

Enkele weken later werd melder weer beter gemeld. De leidinggevende stemde niet in met terugkeer van melder naar haar werkplek. De leidinggevende beargumenteerde dat door aan te geven dat hij vond dat er geen sprake was van een normale samenwerkingsrelatie tussen leidinggevende en melder. Ook was de relatie tussen melder en de medewerkers die haar moesten faciliteren – en over wie zij eerder een melding had gedaan – nog steeds niet verbeterd, aldus haar leidinggevende. Deze gang van zaken zorgde ervoor dat de melder voor langere tijd door ziekte uitviel.

Op basis van ons onderzoek kwam de commissie tot het volgende oordeel:

De commissie beschouwt melder als melder van een vermoeden van een misstand. Ondanks de stappen die de directeur van de dienst ondernam na het gesprek met melder, erkent de directeur van de dienst melder tot op de dag van vandaag niet als melder van een vermoeden van een misstand.

De commissie komt tot het oordeel dat de werkgever ernstig tekort is geschoten in zowel de bescherming van, als de zorg voor melder nadat zij een melding deed bij de werkgever. De commissie concludeert dat er sprake was van benadeling door nalatigheid en het onthouden van zorg. Ten slotte adviseert de commissie het dienstonderdeel om het herkennen en erkennen van meldingen te verbeteren.


Deze blog is geschreven door Shauni Drost. Meer weten over integriteitsonderzoek? Neem dan contact op met haar of met Martijn Mussche.