Berichten getagd ‘Rekenkamercommissie’

Toezicht en handhaving Cranendonck | 4 januari 2024

De rekenkamercommissie van Cranendonck (hierna: de rekenkamer) besloot om onderzoek in te stellen naar een onderwerp dat politiek gezien in de belangstelling stond: toezicht en handhaving. De rekenkamer vroeg Unravelling dit onderzoek te doen en zich te richten op zes geprioriteerde gemeentelijke toezichts- en handhavingstaken in de openbare ruimte.

De centrale onderzoeksvraag was als volgt:

In hoeverre is de uitvoering van de gemeentelijke toezichts- en handhavingstaken op het gebied van de openbare ruimte, zoals vastgesteld in het Uitvoeringsbeleid Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) 2020-2023 van de gemeente Cranendonck, doeltreffend, doelmatig en rechtmatig?

Om tot een antwoord op deze onderzoeksvraag te komen deed Unravelling een documentstudie, een aantal interviews en een observatie van de ‘hotspots’ op gebied van toezicht en handhaving in de gemeente Cranendonck.

Boa’s in Cranendonck aan het werk.

Conclusies

De hoofdconclusie is dat de gemeente Cranendonck de basis van toezicht en handhaving op orde heeft, ondanks de uitdagingen van de gemeente gezien haar omvang, ligging, het buitengebied, de uitgebreide infrastructuur en het Asielzoekerscentrum (AZC). De gemeente heeft de juiste samenwerkingsverbanden en organisatiestructuur om het beleid uit te kunnen uitvoeren. Niettemin zijn er een aantal aandachts- en verbeterpunten:

  1. De gemeente heeft algemene doelen en uitgangspunten in haar Uitvoeringsbeleid VTH maar deze zijn niet concreet geformuleerd.
  2. De monitoring en interpretatie van de resultaten van het beleid kan beter.
  3. De gemeente handelt situationeel en wijkt daarom (redelijkerwijs) soms af van de vastgelegde VTH-prioritering.
  4. De problematiek op het gebied van toezicht en handhaving is complex. De gemeente dient alert te zijn op de rechtmatigheid, subsidiariteit, proportionaliteit en complexiteit van de situatie bij het inzetten handhavingsinstrumenten.
  5. De samenwerkingsverbanden dragen bij aan effectief en efficiënt toezicht en handhaving.
  6. Beperkte capaciteit van boa’s is een knelpunt.
  7. Er is geen bewijs bekend van ongelijke behandeling bij toezicht en handhaving, maar er zijn wel signalen van mogelijke risico’s op ongelijke behandeling.
  8. De beleidscyclus wordt consequent toegepast maar de raad staat nog op afstand van de problematiek en heeft behoefte aan meer betrokkenheid door informatie en advies.

Aanbevelingen

Op  basis van de conclusies kwam de rekenkamer tot de volgende aanbevelingen aan het college (aanbeveling 6 eveneens aan de raad):

  1. Zorg voor realistische en concrete doelstellingen en koppel daaraan concrete acties die nodig zijn om de doelstellingen te bereiken. Dit geeft de uitvoering meer houvast in haar dagelijkse werk en de raad meer duidelijkheid in zijn controlerende rol.
  2. Geef duiding bij data zoals criminaliteitscijfers en de aantallen overtredingen bij controles ten behoeve van de beleidsmatige prioritering, de bijstelling van beleid en de betrokkenheid van de raad (zie ook aanbeveling 6).
  3. Meet de veiligheidsbeleving (subjectieve veiligheid) periodiek, bijvoorbeeld door een leefbaarheidsonderzoek of een enquête onder de inwoners. Hiervoor moeten ook indicatoren uitgewerkt worden.
  4. Kijk kritisch naar de binnen de gemeente beschikbare toezicht- en handhavingscapaciteit, aangezien deze weliswaar passend is voor een gemeente met de omvang van Cranendonck, maar (op dit moment) niet aansluit bij de opgave waar Cranendonck zich op het vlak van openbare orde en veiligheid en leefbaarheid mee geconfronteerd ziet.
  5. Geef op structurele en planmatige wijze invulling aan alle samenwerkingsverbanden. Met het oog op optimale afstemming binnen de ambtelijke organisatie omtrent alles dat met veiligheid, toezicht en handhaving te maken heeft, betekent dit het sturen op één geïntegreerd team Veiligheid, Vergunningen, Toezicht en Handhaving.
  6. Het is verleidelijk om van alle potentiële, maar ook van alle voorkomende problematiek een prioriteit te maken. Echter, wanneer alles prioriteit is, is eigenlijk niets prioriteit. Voorzie de raad van sturingsinformatie (informatie over objectieve en subjectieve veiligheid met duiding) en neem de raad daarin mee. Ga aan de hand daarvan het gesprek aan over het ambitieniveau, de doelen en prioritering, en de indicatoren die bepalend zijn voor het doelbereik.  

Doorwerking

Op 8 mei 2023 schreef het college in de bestuurlijke reactie dat ze aandacht zal besteden aan de conclusies en aanbevelingen bij het opstellen van het eerstvolgende uitvoeringsdocument en het opstellen van het nieuwe VTH-beleidsplan. Ook zal het college zorgen voor een goede afstemming met het Integraal Veiligheidsplan (IVP) en kijken naar de mogelijkheid en relevantie van extra gesprekken met de raad over toezicht en handhaving. Op 10 oktober 2023 sprak de raad in een commissievergadering zijn waardering uit over het rekenkameronderzoek. Ook gaf de raad aan zich te kunnen vinden in conclusies en aanbevelingen. De beoogde eerstvolgende stap was het opstellen van een raadsvoorstel om daarmee het college formeel te verzoeken de aanbevelingen over te nemen. 


Opdrachtgever: Rekenkamercommissie Cranendonck
Onderzoekers: Martijn Mussche en Shauni Drost
Oplevering rapport: juni 2023

Vergelijkbaar onderzoek door Unravelling:

Rekenkameronderzoek Integraal veiligheidsplan Meierijstad 

Bouw gemeentehuis Oldambt | 26 oktober 2023

De rekenkamer van Oldambt (hierna: de rekenkamer) heeft – naar aanleiding van een motie van de gemeenteraad – besloten onderzoek te doen naar de bouw van het gemeentehuis in de gemeente. De rekenkamer heeft Unravelling gevraagd dit onderzoek uit te voeren.

De bouw van een gemeentehuis is een groot project waar veel tijd mee gemoeid is. Voor het grote project stelde de gemeenteraad in 2019 € 25 mln. beschikbaar. De gemeenteraad wilde graag dat de rekenkamer het grote project zou monitoren. Daarop gaf de rekenkamer aan dat dit niet onder haar takenpakket valt. De rekenkamer gaf aan wel onderzoek te kunnen doen naar de grip van de gemeente op de bouw van het gemeentehuis.

De centrale onderzoeksvraag van het onderzoek was als volgt:

In hoeverre is de organisatie ‘in control’ bij de bouw van het nieuwe gemeentehuis van Oldambt en welke lessen zijn daaromtrent te trekken voor dit project en eventuele andere grote projecten?

Het huidige pand met de HEMA en de voormalige Kijkshop.

Conclusies

Het onderzoek laat zien dat de gemeente enerzijds aandacht heeft voor de kwaliteit van het te realiseren gemeentehuis. De organisatiestructuur zit logisch in elkaar en de gemeente heeft duidelijke keuzes gemaakt ten aanzien van de aankoop van gronden voor de bouw van het gemeentehuis. Ook heeft het college de raad goed meegenomen in de bouw van het gemeentehuis. Het college heeft de raad daarover op verschillende momenten geïnformeerd.

Anderzijds komt uit het onderzoek naar voren dat de gemeente niet in control is; dat wil zeggen dat het de gemeente niet lukt om de bouw van het gemeentehuis binnen de daarvoor gestelde kaders van tijd en geld te realiseren. De belangrijkste risicofactor is de afhankelijkheid van de HEMA voor de bouw van het gemeentehuis. Ook heeft de gemeente onvoldoende oog voor de financiële gevolgen van een langere doorlooptijd en beschikt de gemeente niet over actuele projectplannen. Tot slot heeft zijn er bestuurlijk te weinig kritische tegengeluiden geweest over de verwevenheid van de bouw van het gemeentehuis met de plannen van de HEMA.

Aanbevelingen

In het rapport doet de rekenkamer vijf aanbevelingen aan raad en college om de grip op grote projecten (in de toekomst) te verbeteren:

  1. Minimaliseer de afhankelijkheid van partners in een groot project (in dit geval HEMA). Leg de uitgangspunten en randvoorwaarden daarover op voorhand (schriftelijk) vast;
  2. Zorg voor (meer) borging van kritische tegengeluiden, bijvoorbeeld door het expliciet vastleggen van voor- en nadelen;
  3. Zorg voor een periodieke (bijvoorbeeld halfjaarlijkse) actualisatie van de risicoanalyse en de beheersmaatregelen en monitor de voortgang van deze beheersmaatregelen;
  4. Vergroot de focus op doorlooptijd. Een actuele en voldoende gedetailleerde projectplanning (inclusief mijlpalenplan) is daarbij cruciaal. Bespreek in elke stuurgroepvergadering de effecten van (onvoorziene) omstandigheden en ontwikkelingen op het tijdpad en stuur actief op het realiseren van het beoogde tijdpad;
  5. Het is van belang dat de raad op van tevoren afgesproken tijden en volgens door de raad gewenste wijze het college kan bevragen over de voortgang, de mogelijke risico’s en de onderhandse wijzigingen. Laat de raad deze werkwijze vormgeven en vastleggen.

Doorwerking

Op donderdag 28 september heeft Unravelling de bevindingen gepresenteerd tijdens een door de rekenkamer georganiseerde sessie voor raadsleden. Tijdens deze sessie heeft de rekenkamer de conclusies en aanbevelingen toegelicht en het rapport aan de gemeenteraad overhandigd. De raad besluit op een nader te bepalen moment of hij de conclusies en aanbevelingen overneemt.


Opdrachtgever: Rekenkamer Oldambt
Onderzoekers: Martijn Mussche en Rubin ten Broeke
Oplevering rapport: 18 augustus 2023

Doorwerkingsonderzoek Den Helder | 12 oktober 2023

De rekenkamer Den Helder (hierna: de rekenkamer) wilde weten in hoeverre de aanbevelingen van vier door haar opgeleverde rekenkamerproducten zijn opgepakt. Daartoe heeft de rekenkamer Unravelling gevraagd een zogeheten ‘doorwerkingsonderzoek’ uit te voeren.

Een doorwerkingsonderzoek houdt in dat wordt onderzocht in hoeverre de aanbevelingen die de rekenkamer in haar rapporten heeft gedaan aan de gemeenteraad en het college ook zijn opgevolgd. Het periodiek (laten) uitvoeren van een doorwerkingsonderzoek is belangrijk voor een rekenkamer. Niet alleen geeft het zicht in de doorwerking van de rekenkameronderzoeken, maar met de uitkomsten kan de rekenkamer ook haar eigen effectiviteit verbeteren.

De centrale onderzoeksvraag van het doorwerkingsonderzoek was als volgt:

In hoeverre en op welke wijze zijn de door de gemeenteraad overgenomen aanbevelingen uitgevoerd, en wat is de doorwerking van de rekenkamerrapporten in de gemeentelijke organisatie?

Bron afbeelding: Freepik

Belangrijkste conclusies

De onderzochte rapporten hadden uiteenlopende thema’s: de transformatie in de jeugdzorg, toezicht en handhaving, financiële risico’s van GGD Hollands Noorden en het armoedebeleid en de schuldhulpverlening. Ook is in het onderzoek gekeken naar de opvolging van de aanbevelingen die zijn gedaan in het eerdere doorwerkingsonderzoek van de rekenkamer uit 2019.

Uit het onderzoek komt naar voren dat 33% van de aanbevelingen in de vier rapporten volledig zijn opgevolgd door de raad en het college. Een kwart van de aanbevelingen is niet opgevolgd en de rest van de aanbevelingen is deels opgevolgd. Verder blijkt uit het onderzoek dat de rapporten van de rekenkamer over het algemeen niet hebben geleid tot (grote) aanpassingen in het beleid en de uitvoering. In die zin is de doorwerking van de rapporten beperkt. Ook zijn de aanbevelingen uit het eerdere doorwerkingsonderzoek slechts deels opgevolgd.

Wel leidden de rekenkamerrapporten regelmatig tot inzichten en inspiratie bij het college en de gemeente. Een voorbeeld hiervan is het rapport over het armoedebeleid; dit rapport hielp het college om de doelstellingen en bijbehorende indicatoren in het beleid scherp te stellen.

Aanbevelingen

Op basis van bovenstaande bevindingen is Unravelling samen met rekenkamer Den Helder tot de volgende aanbevelingen gekomen:

Aanbeveling 1: Pak een stevigere rol op in de opvolging van aanbevelingen (college).
Aanbeveling 2: Maak onderling afspraken over hoe (vaak) het college de raad informeert over
de opvolging van aanbevelingen (raad en college).
Aanbeveling 3: Richt een systeem in om de aan u gerichte aanbevelingen te monitoren en
periodiek (bijvoorbeeld halfjaarlijks) op de raadsagenda terug te laten keren (raad).
Aanbeveling 4: Volg de aanbevelingen uit het eerdere doorwerkingsonderzoek op (raad en college).

Doorwerking

Op maandag 4 september 2023 heeft Unravelling de bevindingen uit het rapport gepresenteerd in de raadscommissie Maatschappelijke Ontwikkeling. Tijdens de gemeenteraad van maandag 18 september besloot de raad de conclusies en aanbevelingen uit het rapport over te nemen.


Opdrachtgever: Rekenkamer Den Helder
Onderzoekers: Miriam Dorigo en Rubin ten Broeke
Oplevering rapport: 15 juni 2023

Vertrouwen tussen raad en college: komt te voet en gaat te paard? | 1 juni 2023

‘Vertrouwen komt te voet en gaat te paard.’ Een rake uitspraak die gaat over alle verhoudingen in de politiek, en wordt veel gebruikt als het gaat over het vertrouwen van burgers in hun overheden. Maar ook binnen het lokale bestuur is vertrouwen belangrijk, namelijk tussen de raad en het college. In deze blog vertelt collega Miriam waarom vertrouwen tussen de raad en het college zo belangrijk is en geeft enkele tips voor het herstellen of creëren van vertrouwen.

Bron afbeelding: www.freepik.com

Achtergrond

Op gemeentelijk niveau heeft de raad als hoogste bestuursorgaan formeel de meeste macht. Alle beslissingen worden immers aan de raad voorgelegd en op dat moment kan de raad sturen en een besluit aanpassen, herzien of zelfs terugdraaien. Het college ontwikkelt beleid en voert het uit, is opdrachtgever van de ambtelijke organisatie en heeft een informatievoorsprong op de raad. Het college heeft daarmee een eigen machtspositie.

De bedoeling van deze bijzondere verhouding is evenzeer een scheiding van machten, als een gelijkwaardige verdeling ervan. In de Wet Dualisering Overheid zijn de formele contouren van deze verhouding uitgewerkt. De raad moet bijvoorbeeld door het college voorzien worden van tijdige, volledige en juiste informatie om beslissingen te nemen. Er bestaat echter ruimte voor een eigen gemeentelijke bestuurscultuur, want de formele regels leggen niet vast hoe dit er in de praktijk uitziet.  Deze bestuurscultuur komt neer op informele ‘omgangsvormen’ die idealiter de politieke verhoudingen in balans houden. De raad houdt zich dan op hoofdlijnen met het beleid bezig en niet met de details, zodat het college vrijhoud om te handelen krijgt. Het college zou de raad ‘iets te kiezen’ moeten geven bij grote besluiten.

Voorbeeld: brug bij een middelgrote plaats

Omdat dit abstract is schetsen we een scenario. Langs een middelgrote plaats moet een nieuwe brug over de rivier worden aangelegd. Het college kan hiervoor aan de raad een voorkeursontwerp voorleggen. De raad krijgt de voorkeursvariant aangeboden met argumenten om het goed te keuren, zoals lage kosten en doorstroming van het verkeer. In een bijlage zijn alternatieven opgenomen. Een tweede scenario is dat het college de raad in een vroeg stadium inzicht geeft in de schetsontwerpen van verschillende varianten voor de brug. Daardoor krijgt de raad de kans  prioriteiten aan te geven en beter inzicht te krijgen in de voor- en tegenargumenten.

In het eerste scenario kan de raad één van de alternatieve varianten uit de bijlage kiezen, maar in de praktijk zal de raad met het college in gesprek gaan over de voorkeursvariant. De raad doet hooguit een amendement op het voorstel om bijvoorbeeld de fietsstrook op de brug te verbreden of vraagt om meer informatie. In het tweede scenario zal er een brede discussie plaatsvinden over de drie varianten. In deze discussie passeren voor- en tegenargumenten van de drie varianten de revue, waarbij de prioriteiten van de raad weer aan bod komen. Op die manier heeft de raad uiteindelijk de vrijheid om een weloverwogen keuze te maken.

Besturen vanuit wan/ver/trouwen

Waarschijnlijk is de inhoudelijke uitkomst in beide scenario’s gelijk, bijvoorbeeld omdat de argumenten voor de gekozen variant sterk zijn. Het proces verloopt in het tweede scenario echter veel beter, doordat de raad vanaf het begin meegenomen is in de overwegingen. In het eerste scenario probeerde het college de raad te sturen in de richting van de voorkeursvariant. Dit zal in de regel zo gebeuren omdat één variant duidelijk het beste is. De raad ziet zich echter ‘gesteld voor een voldongen feit’, of hij vat het zo op. Dit kan wantrouwen voeden – vertrouwt het college het oordeelsvermogen van de raad soms niet, of is het een prestigeproject? De uitkomst zal, zoals gezegd, waarschijnlijk hetzelfde zijn. Maar het eerste scenario levert een minder goed proces op, en kan daardoor de verhoudingen tussen raad en college op scherp zetten.

De gevolgen daarvan kunnen aanzienlijk zijn. Bij grote projecten zoals een brug spelen er vaak overschrijdingen van de kosten en planning. De raad moet daarover geïnformeerd worden en mogelijk volgt er een budgetbeslissing. Dit zal voor een gekrenkte raad een moment zijn om zijn macht te doen gelden. Het gesprek zal in het eerste scenario worden gevoerd vanuit wantrouwen en gaat over inschattingsfouten, mogelijkheden van de raad om invloed uit te oefenen op het project, en in het ergste geval zal het gesprek tussen college en raad zelfs gaan over politieke consequenties.

In het tweede scenario heeft de raad zelf weloverwogen de beslissing genomen die nu voor een overschrijding zorgt. Hoewel er nog steeds sprake kan zijn van onbegrip over de mogelijk gebrekkige planning, is de raad nu niet ‘op het oorlogspad’. De raad is immers mede-eigenaar gemaakt van de beslissing en voelt zich ervoor verantwoordelijk.

Hoe dan wel?

De consequenties van een zij/wij bestuurscultuur zijn van potentieel destructief karakter voor de politieke verhoudingen en daarmee voor de daadkracht van een gemeente. Daarom geven we hieronder enkele tips voor het creëren of herstellen van het vertrouwen.

Tips college

Ga als college eens op de stoel van de raad zitten. Beschouw diens informatiepositie, overweeg de politieke prioriteiten van de coalitie en de oppositie. Wat zouden vragen zijn die een raadslid in die positie kan hebben? Welke prioriteiten heeft dit raadslid?

  • Overweeg of de informatie die je de raad biedt begrijpelijk is. De raad is immers een ‘lekenbestuur’ en van raadsleden kan niet worden verwacht dat zij overal kennis van hebben. Als informatie mogelijk onduidelijk is, maak de informatie dan begrijpelijker. Begrijpelijker is niet hetzelfde als méér informatie – in onze gesprekken met raadsleden horen we ook behoefte aan beknopte overzichten van processen zoals het geschetste, zeker als het over meerdere bestuursperiodes gaat.
  • Sorteer voor op vragen en beantwoord ze waar je kan al vooraf.
  • Als je de prioriteiten van de raad in overweging neemt, welke afwegingen in het besluit behoeven dan extra toelichting? Biedt die toelichting.
  • Neem de raad even serieus als een vertrouwde vriend met een andere politieke kleur. Dat betekent; ga uit van diens goede bedoelingen en reageer vanuit vertrouwen.

Tips raad

Pak als raadslid eens bewust de rol van volksvertegenwoordiger en beschouw de zaak als burger. Welk belang heeft een gemiddelde burger? Welke belangenconflicten bestaan er in de gemeente die je moet afwegen? Zijn de meeste burgers, of een belangrijke minderheid, gediend met de vragen die je aan de raad stelt, en de amendementen die je indient?

  • Neem een minimalistische houding aan; stel een vraag alleen, wanneer het antwoord consequenties kan hebben voor jouw oordeel over het project. Als dat het geval is, denk dan vooraf na alternatieven of amendementen die deze kwestie oplossen.
  • Houdt de grote lijn in gedachten. De raad bewaakt miljoenen en bedient tienduizenden tot honderdduizenden mensen. Deze grote lijn, bezien vanuit de eigen politieke kleur, moet de vragen, amendementen en stemming bepalen.
  • Neem het college even serieus als een vertrouwde vriend met een andere politieke kleur. Dat betekent; ga uit van diens goede bedoelingen en reageer vanuit vertrouwen.

Deze blog is geschreven door Miriam Dorigo. Meer weten over het vertrouwen tussen raad en college? Neem dan contact op met haar of met Martijn Mussche.

Demografische ontwikkelingen Noordenveld | 17 mei 2023

De rekenkamercommissie Noordenveld wilde onderzoek laten uitvoeren naar de wijze waarop demografische gegevens worden ingezet en gebruikt binnen de gemeente. Unravelling heeft hier in opdracht van de rekenkamercommissie onderzoek naar gedaan. De achtergrond van het onderzoek was gelegen in de vraag hoe vitaal de gemeente Noordenveld is als het gaat om vergrijzing, woningbouw en de verschraling van het winkel- en ondernemersbestand.

De centrale onderzoeksvraag was als volgt:

‘Hoe gebruikt de gemeente voor de beleidsvelden wonen, werken, economie en jeugd in de beleidsvoorbereiding, -uitvoering en -evaluatie demografische gegevens, en hoe kan zij het gebruik van demografische gegevens verbeteren?’

Bron afbeelding: https://www.freepik.com

Bevindingen en conclusies

Beleid en uitvoering

De gemeente maakt gebruik van kwalitatief goede demografische gegevens in de beleidsvoorbereiding en -uitvoering. Zo maakt de gemeente gebruik van kwalitatief goede bronnen, zoals het CBS en Waarstaatjegemeente. Het verschilt echter per beleidsveld in hoeverre de gemeente demografische gegevens gebruikt. Voor sommige beleidsvelden is de gemeente structureler in bezit van actuele demografische gegevens dan voor andere.

Er blijkt geen eenduidige werkwijze te zijn voor het ophalen, analyseren en borgen van demografische gegevens. Dit komt omdat er geen richtlijnen voor zijn en omdat er gebrek is aan capaciteit om een professionaliseringsslag te maken voor het gebruik van demografische gegevens.

Het college heeft geen visie of ambitie ten aanzien van het beïnvloeden van de demografie van Noordenveld. Een dergelijke visie of ambitie zou de gemeente wel houvast kunnen bieden in diverse beleidsvelden om beleid richting te geven en keuzes te maken in de uitvoering. Een voorbeeld waar een visie waarde heeft, zijn de ontwikkelingen op de Groningse woningmarkt. Deze kunnen zorgen voor overloop naar Noordenveld.

Evaluatie en monitoring

De gemeente monitort en evalueert beleid in beperkte mate. Voor zover dit wel gebeurt maakt de gemeente hierin weinig gebruik van demografische gegevens. Kijkend naar de beleidscyclus is de gemeente vooral bezig met Plan-Do (beleidsplannen maken en uitvoeren) en minder met Check-Act (evalueren en bijsturen).

Aanbevelingen op hoofdlijnen

Op basis van bovenstaande bevindingen heeft Unravelling samen met de rekenkamercommissie aanbevelingen gedaan aan de raad en het college. Hieronder geven we deze aanbevelingen op hoofdlijnen weer. Voor de complete versie zijn het bevindingenrapport en de bestuurlijke oplegger (conclusies en aanbevelingen) onderaan deze pagina te raadplegen.

  • Benadruk bij medewerkers het belang van het gebruiken van demografische gegevens, bijvoorbeeld middels informatiesessies;
  • Formuleer een visie op informatiemanagement;
  • Creëer een ambtelijke rol voor de professionaliseringsslag voor het gebruik van (demografische) gegevens;
  • Creëer een digitaal online platform met een set openbare (demografische) gegevens;
  • Stel een visie/ambities vast over (het beïnvloeden van) de demografie van Noordenveld;
  • Verbeter de monitoring en evaluatie van beleid en uitvoering en het toepassen van demografische gegevens daarin en maak hier als college en raad afspraken over;
  • Zorg dat demografische ambities/doelen concreet en meetbaar zijn;
  • Stel een richtlijn op voor de afweging wanneer gebruik te maken van externe bureaus voor demografische analyses en evaluaties, en wanneer dit intern kan.

Doorwerking

Het college heeft in een bestuurlijke reactie laten weten de conclusies en aanbevelingen ter harte te nemen.

Op maandag 8 mei hebben de rekenkamercommissie en Unravelling het onderzoek gepresenteerd aan de gemeenteraad. De besluitvorming in de gemeenteraad over het onderzoek vindt op een nog nader bekend te worden moment plaats.


Opdrachtgever: Rekenkamercommissie Noordenveld
Onderzoekers: Miriam Dorigo en Rubin ten Broeke
Oplevering rapport: 29 november 2022

Uitvoering Participatiewet Almelo | 12 april 2023

De Rekenkamercommissie Almelo (RKA) wilde zicht krijgen op de uitvoering van de Participatiewet door de gemeente Almelo. Unravelling heeft hier in opdracht van de RKA onderzoek naar gedaan. Een onderzoek naar de Participatiewet leent zich goed voor rekenkameronderzoek. Een doeltreffende uitvoering heeft immers direct impact op de inwoners die het betreft, en gemeenten hebben relatief veel beleidsvrijheid bij de implementatie van de Participatiewet.[1]

De centrale onderzoeksvraag was als volgt:

‘Verloopt de uitvoering van de Participatiewet doeltreffend en doelmatig, worden doelen en ambities behaald, hoe wordt hierover aan de raad gerapporteerd en komen deze rapportages overeen met beelden uit de praktijk?’

Stadhuis gemeente Almelo

Bevindingen en conclusies

Beleid en doelen

De implementatie van de Participatiewet is in Almelo goed verlopen. De gemeente volgde daarbij een duidelijk beleidskader: Samen mee(r) doen.

De gemeente had in dit beleid in de periode 2015-2018 wel doelen vastgesteld, maar deze waren niet SMART-geformuleerd en er waren geen concrete indicatoren. In de periode 2018-2021 had de gemeente wel SMART-geformuleerde doelstellingen: onder meer het realiseren van 2250 bijstandsdossiers in 2022 en dat 70% van de Almeloërs uit de doelgroep zich in 2022 inzetten voor vrijwilligerswerk.

Uitvoering

Het onderzoek laat zien dat de uitvoering van het beleid niet optimaal verloopt. Ten eerste is de aanpak van de gemeente over de jaren heen veranderd, zonder dat altijd navolgbaar is waarop deze veranderingen zijn gebaseerd, zoals een geconstateerde beperking in het beleid of een met de raad besproken evaluatie van de uitvoering. Ten tweede blijkt Almelo over te weinig beleids- en uitvoeringscapaciteit te beschikken. De werkcoaches hebben een hoge caseload, waardoor zij een te groot aantal cliënten moeten bedienen. Dit cliëntbestand was van 2015 tot 2022 bovendien matig tot slecht in beeld.

Doeltreffendheid

Door het ontbreken van doelen in de periode 2015-2018 was het niet mogelijk vast te stellen of het beleid in die periode doeltreffend was. In de periode 2019-2022 heeft het college de doelen (2250 bijstandsdossiers en 70% van de bijstandsgerechtigden verricht een tegenprestatie) niet behaald. Verder laat het onderzoek zien dat de gemeente de beleidscyclus (Plan-Do-Check-Act) niet goed doorloopt: monitoring en bijsturing vinden onvoldoende plaats. Dit bemoeilijkt een doeltreffende uitvoering van de Participatiewet. Daarmee concluderen we dat de uitvoering van de Participatiewet in de periode 2019-2022 niet doeltreffend is.

Doelmatigheid

Het college realiseert de doelen niet binnen de vastgestelde financiële kaders. De gemeente heeft aanvullend inzicht gegeven in de financiën van de Participatiewet over één jaar. Voor het beoordelen van doelmatige besteding van middelen is een vergelijking nodig tussen verschillende jaren, met uitgaven en bijbehorende resultaten. Deze informatie had de gemeente Almelo niet beschikbaar. Het is in dit onderzoek daarom niet gelukt deze vergelijking te maken, en we hebben niet beoordeeld of de middelen doelmatig worden besteed.

Informatievoorziening gemeenteraad

De P&C-cyclus van de gemeente voldoet aan de wettelijke vereisten. Wel wordt uit het onderzoek duidelijk dat het college de raad weinig inzicht biedt in de financiële baten, lasten en tekorten van de Participatiewet, behalve op de wettelijk verplichte, grote hoofdlijnen. De informatie van het college aan de raad is bovendien verspreid over verschillende documenten, wat het voor de raad lastig maakt om uitvoering te geven aan zijn controlerende en kaderstellende taken.

Aanbevelingen op hoofdlijnen

Op basis van bovenstaande bevindingen heeft Unravelling samen met RKA meerdere aanbevelingen gedaan. Hieronder geven we deze aanbevelingen op hoofdlijnen weer. Voor de complete versie is het rapport via de link onderaan deze pagina te raadplegen.

  • Verbeter (de informatievoorziening over en toepassing van) de Plan-Do-Check-Act cyclus;
  • Vraag het college om meer verdiepende informatie over de begroting van de Participatiewet;
  • Vergroot de beleids- en uitvoeringscapaciteit en leg de wijze van uitvoering vast voor een zekere periode;
  • Geef de uitvoeringsorganisatie (Ontplooj) beleidsmatige prioriteiten mee;
  • Creëer meer duidelijkheid in de samenwerking tussen Ontplooj en de gemeente.

Doorwerking

Op 4 april 2023 is het rapport in een politiek beraad door de RKA gepresenteerd. Tijdens deze beeldvormende sessie stelden raadsleden vragen aan de RKA en Unravelling over het onderzoek. Op dinsdag 11 april 2023 is het rapport in een tweede politiek beraad besproken. Gedurende deze oordeelsvormende bijeenkomst hebben raad en college gesproken over het rapport en de conclusies en aanbevelingen. Tijdens de raadsvergadering van dinsdag 18 april 2023 besluit de gemeenteraad definitief of hij de conclusies en aanbevelingen uit het rapport overneemt zoals vermeld in het raadsvoorstel.


[1] SCP, Eindevaluatie van de Participatiewet, 19 november 2019.

Opdrachtgever: Rekenkamercommissie Almelo
Onderzoekers: Miriam Dorigo, Janneke Wijkmans en Rubin ten Broeke
Oplevering rapport: 3 februari 2023

Waterschapsverkiezingen 2023 | 2 maart 2023

Op 15 maart a.s. kan Nederland weer naar de stembus voor de Provinciale Staten en de waterschappen. In deze blog richten we ons op de waterschappen, een voor sommige mensen wat ongrijpbaar overheidsorgaan. Want wat doet een waterschap precies? En wat is de democratische werking van het waterschap? Met deze blog geven we antwoord op deze vragen.

Bron afbeelding: www.commons.wikimedia.org

Taken en samenstelling besturen waterschap

Waterschappen zijn verantwoordelijk voor de waterhuishouding. Waterschappen zorgen voor het beheer van dijken en sluizen, de juiste waterstand en voor zuivering van afvalwater. Er zijn 21 waterschappen die elk verantwoordelijk zijn voor hun eigen regio. Net als provincies en gemeenten zijn waterschappen openbare lichamen, maar omdat de taken van het waterschap zich specifiek richten op (onderdelen van) het waterbeheer zijn waterschappen functionele decentrale overheden.

Waterschappen hebben een gekozen algemeen bestuur en een dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur is vergelijkbaar met de gemeenteraad: het algemeen bestuur stelt beleid vast en controleert of het dagelijks bestuur dit beleid goed uitvoert. Elke vier jaar wordt het grootste deel van de leden van het algemeen bestuur (ook wel ingezetenen genoemd) gekozen via verkiezingen. Een kleiner deel van het algemeen bestuur en één lid van het dagelijks bestuur bestaat uit leden vanuit geborgde zetels. De leden voor de geborgde zetels worden in dezelfde periode als het algemeen bestuur gekozen door belangenorganisaties. De geborgde zetels zijn bedoeld om deelbelangen (vanuit de landbouw, het bedrijfsleven en natuurorganisaties) te vertegenwoordigen. Het algemeen bestuur benoemt de leden van het dagelijks bestuur. Een dijkgraaf of watergraaf is voorzitter van het algemeen en dagelijks bestuur.

Op 29 november 2022 stemde de Eerste Kamer in met een Wetsvoorstel om de geborgde zetels voor bedrijven in de waterschapsbesturen te schrappen. Voorstanders van dit wetsvoorstel vinden dat met het wetsvoorstel het algemeen belang beter en democratischer vertegenwoordigd wordt in de waterschapsbesturen. Per maart 2023 gaat het aantal geborgde zetels daarom terug van zeven naar vier per waterschap: twee voor boeren en twee voor natuur. Ook komt de verplichte geborgde zetel in het dagelijks bestuur te vervallen.

Democratische werking waterschap

Het waterschap is een relatief jong democratisch orgaan. Met de in 1992 ingevoerde Waterschapswet kregen inwoners pas voor het eerst direct stemrecht om (per brief) te stemmen op individuele kandidaten voor het algemeen bestuur. In 2008 vonden de eerste landelijke waterschapsverkiezingen plaats; waarbij alle waterschappen tegelijkertijd verkiezingen hielden en inwoners naar de stembus moesten om te stemmen. In 2008 werd ook het lijstenstelsel ingevoerd, en konden inwoners voortaan stemmen op partijen in plaats van op individuele kandidaten.

Er zijn voor- en tegenargumenten te benoemen voor de wijze waarop het waterschap een (representatieve) democratische functie zou moeten hebben.

Interactieve waarborgdemocratie

Aan de ene kant zijn er argumenten om het waterschap vooral als functioneel en uitvoerend orgaan te (gaan) zien en niet (of in mindere mate) als een representatief democratisch orgaan. De Raad voor het Openbaar Bestuur ziet het waterschap als een interactieve waarborgdemocratie. Strategische (politieke) keuzes dienen volgens De Raad op provinciaal niveau te worden gemaakt, en het waterschap moet zich ‘[...] bij de uitoefening van taken beperken tot hun kerntaken: zorgen voor droge voeten en schoon water’. Dat betekent dat het waterschap volgens De Raad een beperkte uitvoerende taak dient te hebben, waarbij er weinig ruimte is voor het maken van besluiten op basis van politiek-ideologische standpunten (zoals in een representatieve democratie).

Democratische functie

Aan de andere kant kan gesteld worden dat het waterschap bij uitstek een belangrijke democratische functie heeft. Hoewel het waterschap vooral de beleidsrichtlijnen van het Rijk, provincies en gemeenten uitvoert, is het nog steeds nodig dat er keuzes worden gemaakt. Denk bijvoorbeeld aan de keuze of het waterpeil ten dienste moet staan van de landbouw (verlaging van het peil) of juist rekening moet houden met het natuur en het klimaat (verhoging of behoud van het waterpeil). Dit zijn bij uitstek afwegingen die binnen de verantwoordelijkheid van de politiek en het bestuur vallen, en waarvoor een volledig op uitvoering gerichte organisatie minder geschikt is. Bovendien worden waterschappen als gevolg van de klimaatverandering bij steeds meer maatschappelijke opgaven betrokken. Dit pleit voor een waterschap waarin de politiek en het bestuur keuzes maakt.

Waterschapsverkiezingen

In 2014 besloot het parlement tot het aannemen van de Wet aanpassing waterschapsverkiezingen om de opkomst te verhogen. Daarmee werden de verkiezingen voor de waterschappen gecombineerd met de verkiezingen voor de Provinciale Staten. Er is sindsdien een stijgende trend zichtbaar in de opkomst bij waterschapsverkiezingen. De opkomst in 2008 lag op 22,7% en in 2015 op 44,5%. In 2019 lag de opkomst voor de waterschapsverkiezingen op 51,3%.

Uit een peiling in december 2022 door bureau Citisen komt naar voren dat 56% van de Nederlanders aan geeft te gaan stemmen voor de waterschapsverkiezingen. Een kanttekening hierbij is dat dit percentage altijd wat terugloopt als de verkiezingen dichterbij komen. Ook zijn de ondervraagde panelleden bovengemiddeld politiek geïnteresseerd. Afrondend is het waterschap een boeiend overheidsorgaan waarover het laatste woord nog niet is gezegd.


Deze blog is geschreven door Rubin ten Broeke. Meer weten over waterschappen en de democratische werking van dit orgaan? Neem dan contact op met hem of met Martijn Mussche.

Rubin ten Broeke
Martijn Mussche

Vooruitblik: geen raadsleden meer in rekenkamers | 8 februari 2023

Enkele maanden terug schreven we dat het wetsvoorstel Versterking decentrale rekenkamers op 27 september door de Eerste Kamer als hamerstuk is afgedaan. Op 1 januari 2023 is de wet Versterking decentrale rekenkamers in werking getreden (met een overgangstermijn van een jaar). Een belangrijke wijziging ten gevolge van deze wet is dat raadsleden vanaf 1 januari 2024 geen onderdeel meer kunnen zijn van rekenkamers.[1][2] In deze blog blikt collega Rubin vooruit. Wat brengt deze wijziging voor gevolgen met zich mee voor rekenkamers?

Bron afbeelding: www.freepik.com

Geen raadsleden meer in rekenkamers

De wetswijziging heeft gevolgen voor rekenkamers in 83 gemeenten, waar raadsleden nu nog onderdeel uitmaken van rekenkamers (veelal in de vorm van rekenkamercommissies). Ook voor de rekenkamers in waterschappen heeft de wetswijziging gevolgen voor de samenstelling, voor zover daar algemeen bestuursleden in zitten. In een eerdere blog schreef collega Martijn over raadsleden in rekenkamercommissies en de onafhankelijke positie van rekenkamers.

Per 1 januari 2024 mogen raadsleden respectievelijk algemeen bestuursleden geen lid meer zijn van rekenkamers. In eerste instantie had het kabinet voor ogen dat raadsleden als adviseur onderdeel konden uitmaken van een rekenkamer. Echter, naar aanleiding van het advies van de Raad van State schrapte het kabinet deze mogelijkheid uit het uiteindelijke wetsvoorstel.

Relatie gemeenteraad en rekenkamer

Zoals beschreven in het rapport werkgroep Lokale Rekenkamers, is een professionele relatie tussen de gemeenteraad en de rekenkamer doorslaggevend voor de versterkende rol die lokale rekenkamers spelen voor wat betreft de (kaderstellende en controlerende) taken van de gemeenteraad. Een aspect van deze professionele relatie is de kwaliteit van de interactie tussen de raad en de rekenkamer. De uitdaging voor rekenkamers is om in deze relatie een onafhankelijke positie te hebben ten opzichte van de gemeenteraad (de lokale rekenkamer is immers een onafhankelijk instituut), en tegelijk betrokken te zijn met diezelfde gemeenteraad (de lokale rekenkamer is een instrument van de gemeenteraad). Met andere woorden: de rekenkamer moet op afstand staan van de gemeenteraad, maar dient óók oog te houden voor de wensen en behoeften van de raad.

Door de aanwezigheid van raadsleden in rekenkamers bestaat er een zekere verbinding en daarmee ook een belangrijke informatiestroom tussen de raad en deze rekenkamers. De wetswijziging brengt voor deze rekenkamers de vraag met zich mee hoe zij deze informatiestroom kunnen behouden, en ervoor kunnen zorgen dat er een professionele relatie blijft bestaan. 

Zoals de VNG terecht schrijft, is het van belang dat met het verdwijnen van raadsleden uit rekenkamers de informatiestroom tussen de gemeenteraad en de rekenkamer niet stopt en dat de onderlinge relatie moet blijven bestaan. Het behouden van deze relatie vereist van de raad en de rekenkamer dat zij aandacht en begrip voor elkaars positie hebben. In de afbeelding hieronder – overgenomen uit het rapport werkgroep Lokale Rekenkamers- is de relatie tussen de raad en de rekenkamer schematisch weergegeven.  

De relatie tussen de lokale rekenkamer en de gemeenteraad, overgenomen uit het rapport werkgroep Lokale Rekenkamers.

Hoe nu verder?

De wetswijziging heeft als direct gevolg dat er vanaf 2024 meer mensen nodig zijn om de rekenkamers te vullen. Rekenkamercommissies met raadsleden hebben 2023 als ‘overgangsjaar’ om nieuwe leden te vinden. De NVRR organiseert dit jaar online bijeenkomsten voor mensen die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in een lidmaatschap van rekenkamers.

Het is van belang dat rekenkamers oog (blijven) hebben voor de relatie van de gemeenteraad met de rekenkamer. Zo kunnen rekenkamers regelmatig het gesprek met de gemeenteraad aangaan om een professionele relatie te bevorderen. In onze ervaring voeren rekenkamers dat gesprek vaak al. Het verdwijnen van raadsleden uit de rekenkamers onderstreept het belang van het (blijven) voeren van het gesprek met de raad; zeker voor de rekenkamers waar raadsleden nu nog onderdeel vanuit maken.

Voor het voeren van dit gesprek bestaan handvatten. De gesprekken met de raad kunnen onder meer gaan over het budget, het onderzoeksprogramma en de (wijze van) behandeling van rapporten. Andere manieren om de betrokkenheid tussen raad en rekenkamer te bevorderen, zijn het oprichten van een klankbordgroep of het aanwijzen van de griffier als verbindende schakel tussen de raad en de rekenkamer. Rekenkamers doen er goed aan om een professionele relatie met de raad te hebben en te houden.


[1] Als we het hebben over lokale rekenkamers, bedoelen we ook rekenkamers voor waterschappen. Hoewel provinciale rekenkamers ook lokale rekenkamers zijn, zaten er al geen statenleden in deze rekenkamers. Deze blog is daarom niet op hen gericht.

[2] Voor de leesbaarheid van deze blog hanteren we de term ‘rekenkamers’, maar we bedoelen daarmee ook rekenkamercommissies.


Deze blog is geschreven door Rubin ten Broeke. Meer weten over de Wet versterking decentrale rekenkamers en de gevolgen hiervan voor lokale rekenkamer? Neem dan contact op met hem of met Martijn Mussche.

Heeft de decentrale rekenkamer een taak op het vlak van integriteitsonderzoek? | 12 januari 2023

Decentrale rekenkamers hebben de wettelijke taak om onderzoek uit te voeren naar het door gemeenten (en waterschappen en provincies) gevoerde bestuur. Hebben ze daarnaast ook de (wettelijke) taak om integriteitsonderzoek uit te voeren? En wat zijn voor- en tegenargumenten voor het uitvoeren van integriteitsonderzoek door decentrale rekenkamers? In deze blog van collega Martijn lees je er meer over.

Bron afbeelding: www.freepik.com

Wettelijke taak decentrale rekenkamers

Met de recent vastgestelde Wet versterking decentrale rekenkamers wil de regering ervoor zorgen dat de rekenkamer een belangrijk en onmisbaar onderdeel wordt van het gemeentebestuur en toegevoegde waarde biedt voor de democratische controle en verantwoording. De wetswijziging positioneert de rekenkamer duidelijk als onafhankelijk orgaan en versterkt daarmee de positie van de rekenkamer als onderzoeksinstituut. Wat ongewijzigd blijft is dat de rekenkamer onderzoek doet naar doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid.

Bij onderzoek naar specifieke cases op het vlak van aanbestedingen of subsidies, kan de rekenkamer op integriteitskwesties stuiten. Ook kan het zo zijn dat de rekenkamer wordt gewezen op een (mogelijke) integriteitskwestie en de vraag krijgt om dat te onderzoeken. Rekenkamers hebben echter geen specifieke wettelijke taak in het onderzoeken van integriteit en integriteitskwesties. Het feit dat een rekenkamer soms zelf een integriteitskwestie tegenkomt of een verzoek van de raad om integriteitsonderzoek ontvangt,  roept de vraag op of de rekenkamer integriteit en integriteitskwesties zou moeten onderzoeken. We verkennen dit aan de hand van enkele argumenten vóór en argumenten tegen integriteitsonderzoek door de rekenkamer.

Argumenten vóór integriteitsonderzoek door de rekenkamer

  • Integriteitsonderzoek ligt (soms) in het verlengde van rekenkameronderzoek. Bij het uitvoeren van rekenkameronderzoek stuiten rekenkamers nu al op uitvoeringspraktijken die strijdig zijn met wet- en regelgeving. In een dergelijk geval zullen rekenkamers de toetsing van deze uitvoeringspraktijken meenemen als onderdeel van hun wettelijke taak.
  • Een rekenkamer is met zijn rol als onafhankelijk onderzoeksorgaan gepositioneerd om integriteitsonderzoek te kunnen uitvoeren. Net als voor rekenkameronderzoek is ook voor integriteitsonderzoek geborgde onafhankelijkheid en objectiviteit van belang. Het gaat om in beide onderzoeksvelden om het onderzoeken van (bewezen) feiten en omstandigheden, waarna deze naast een normatief kader worden gelegd om zo tot een objectief oordeel te komen.  Het is ook niet goed voorstelbaar dat de twee onderzoeksvelden conflicteren, aangezien het uiteindelijke doel bij beiden het (verder) verbeteren van het openbaar bestuur is.
  • Bij veel gemeenten ontbreekt nu een (onafhankelijk) integriteitsonderzoeksorgaan. Integriteitskwesties worden nu veelal opgepakt door een tijdelijk ingestelde onafhankelijke commissie (van wijzen) of een (commercieel) onderzoeksbureau. Na het onderzoek wordt de tijdelijke commissie ontbonden en gaat het onderzoeksbureau een volgend onderzoek. Door het ontbreken van een vast integriteitsonderzoeksorgaan is kennisoverdracht en -borging voor de gemeentelijke organisatie niet geregeld. Dit in tegenstelling tot een gemeentelijke rekenkamer die in de loop der jaren kennis vergaart over het functioneren van de gemeente. 
  • Door integriteitsonderzoek bij de rekenkamer onder te brengen, wordt voorkomen dat er een extra onderzoeksorgaan ontstaat. De toenemende aandacht voor integriteit zou kunnen uitlopen op het instellen van een extra onderzoeksorgaan voor integriteitskwesties, naast de accountant, de rekenkamer, de auditcommissie et cetera. Ieder onderzoeksorgaan heeft – zeker vanwege de eigen onafhankelijkheid – als vanzelf behoefte aan een eigen onderzoeksorganisatie inclusief secretariële ondersteuning en een fysieke en digitale kantoorinfrastructuur. Kortom, er is een efficiencyargument om onderzoeksvelden waar mogelijk te bundelen.

Argumenten tegen integriteitsonderzoek door de rekenkamer

  • Integriteitsonderzoek is geen wettelijke taak van de rekenkamer. Een rekenkamer heeft de wettelijke taak de doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid van het gevoerde bestuur te onderzoeken. In het recente wetswijzigingstraject is het functioneren van de rekenkamer uitgebreid belicht en zijn de beoogde aanpassingen getoetst. Maar noch de wetgever, noch geraadpleegde betrokkenen hebben de noodzaak gevoeld om het toetsen van integriteit toe te voegen aan de wettelijke taken van de rekenkamer.
  • De burgemeester heeft de wettelijke taak de bestuurlijke integriteit van de gemeente te bevorderen. De burgemeester is op grond van de Gemeentewet daarmee niet verantwoordelijk voor de bestuurlijke integriteit binnen een gemeente, maar uitsluitend voor het proces om de bestuurlijke integriteit te regelen. In de Provinciewet is daarnaast vastgelegd dat de Commissaris van de Koning (CvdK) de verantwoordelijkheid heeft om de bestuurlijke integriteit binnen de provincie te bevorderen. De CvdK doet dit door te adviseren en te bemiddelen bij verstoorde bestuurlijke verhoudingen in een gemeente en door op te treden wanneer de bestuurlijke integriteit van een gemeente in het geding dreigt te raken. De verantwoordelijkheid voor het desgewenst (laten) onderzoeken van bestuurlijke integriteit is daarmee belegd.
  • De rekenkamer is kwetsbaar. Hoewel de meeste decentrale rekenkamers al meer dan 15 jaar bestaan, hebben meerdere rekenkamers nog steeds te maken met discussie over hun taken, onderzoeksbevoegdheden en budget. Om onnodige discussie te voorkomen is het te overwegen om de focus van de rekenkamer zo scherp en zuiver als mogelijk te houden.
  • Integriteitsonderzoek vraagt andere competenties dan rekenkameronderzoek. Bij de argumenten vóór integriteitsonderzoek door de rekenkamer is aangestipt dat er overeenkomsten zijn tussen rekenkameronderzoek en integriteitsonderzoek. Toch vraagt integriteitsonderzoek om andere competenties. Waar rekenkameronderzoekers zich ‘koel’ kunnen richten op hoe de feitelijke uitvoering zich verhoudt tot beleid en wet- en regelgeving, hebben integriteitsonderzoekers meer oog voor de menselijke kant. Het beoordelen of gedragingen passen binnen sociale conventies of ethische regels, is ingewikkeld. Alleen als een gedraging een overduidelijke schending van een sociale conventie, van een ethische regel, is het oordeel relatief eenvoudig. Zeker als er daarbij ook sprake is van een overtreding van een richtlijn of van wet- en regelgeving is. Het probleem is dat integriteitskwesties zich veelal voordoen in het grijze gebied; daar waar het onduidelijk is of een gedraging nu wel of niet door de beugel kan. Het gaat dan om ongewenst gedrag, dat mogelijk niet zonder meer ook al grensoverschrijdend. Dan is een zorgvuldige weging van de gedragingen, de omstandigheden, de gevolgen en de intenties van belang. Het vraagt kortom om een meer mensgerichte dan zaakgerichte blik van de onderzoeker. Daarin verschilt integriteitsonderzoek van rekenkameronderzoek.

Conclusie

De argumenten voor en tegen overziend, valt op dat er vooral praktische argumenten zijn om integriteitsonderzoek onder te brengen bij een rekenkamer. Er zijn met name fundamentele en inhoudelijke argumenten om dat juist niet te doen. Dat leidt tot de conclusie om de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken zuiver te houden en integriteitsonderzoek geen onderdeel te laten zijn van de bevoegdheid van de rekenkamer. Tegelijk is er ook behoefte aan een onafhankelijk integriteitsonderzoeksorgaan. Het is niet reëel te verwachten dat iedere gemeente zelf een dergelijk orgaan inricht. De recent (weer) geuite gedachte van een centraal onderzoeksbureau voor integriteitsschendingen in de publieke sector is daarom zeker interessant.


Deze blog is geschreven door Martijn Mussche. Meer weten over de wettelijke taak van decentrale rekenkamers en integriteitsonderzoek? Neem dan contact op met hem of met Shauni Drost.

Huisvesting van statushouders | 23 november 2022

De huisvesting van statushouders is een actueel thema waarin gemeenten een belangrijke rol spelen. Gemeenten hebben als taak van het Rijk om statushouders te huisvesten. Dat blijkt vanwege het landelijke woningkort lastig. Wat houdt deze taakstelling in, en wat zijn de resultaten voor wat betreft de huisvesting van statushouders door gemeenten? En wat is de rol van gemeenteraden, en is dit een onderwerp voor rekenkameronderzoek?

 In deze blog van collega Rubin lees je er meer over.

Overzicht woonunits asielcomplex Ter Apel. Bron afbeelding: www.flickr.com

Huisvesting van statushouders

De opvang van asielzoekers is overbelast. In de opvanglocaties van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) zitten veel mensen die na een screening door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een verblijfsvergunning hebben gekregen, de zogeheten statushouders. In november 2022 gaat het om ongeveer 17.300 statushouders.

Het is van belang dat deze statushouders zo snel mogelijk doorstromen naar een woning en deel gaan uitmaken van de Nederlandse samenleving. Niet alleen omdat statushouders het recht op een woning hebben en om de integratie van statushouders te bevorderen, maar ook omdat de opvangplekken hard nodig zijn voor asielzoekers die (nog) geen verblijfsvergunning hebben gekregen. De opvangcapaciteit van de COA-opvanglocaties staat namelijk onder grote druk: denk bijvoorbeeld aan de tientallen asielzoekers die de afgelopen maanden op stoelen in de wachtruimte van het opvanglocatie in Ter Apel moesten slapen.

Het lange wachten op een woning heeft een grote impact op statushouders. Doordat statushouders lange tijd in de vaak overvolle opvanglocaties verblijven, lopen zij -net als andere vluchtelingen- risico’s op fysieke en geestelijke schade door de slechte omstandigheden op de locaties. Statushouders kunnen kort gezegd niet met hun leven in Nederland beginnen, ondanks dat zij door de IND zijn gescreend en het recht hebben op een woning.

Resultaatsverplichting gemeenten

Gemeenten hebben vanuit de Huisvestingswet 2014, artikel 28 de resultaatsverplichting om statushouders passende woonruimte aan te bieden. Het artikel luidt: ‘Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de voorziening in de huisvesting van vergunninghouders in de gemeente overeenkomstig de voor de gemeente geldende taakstelling.’ Het is daarmee een wettelijk vastgelegde verantwoordelijkheid van gemeenten om voldoende statushouders te huisvesten.

Daarbij is de halfjaarlijkse taakstelling die het Rijk de gemeenten oplegt voor de huisvesting van maatgevend. Concreet heeft het Rijk gemeenten (en provincies) gevraagd om in de eerste helft van 2022 minstens 10.000 statushouders van huisvesting te voorzien, en in tweede helft van 2022 minstens 13.500 statushouders.

Realiseren van de taakstelling

In de eerste helft van 2022 hebben gemeenten de huisvesting voor ongeveer 11.900 statushouders gerealiseerd. Echter, nog steeds had iets meer dan de helft van alle gemeenten (54%) – 187 gemeenten – een achterstand uit voorgaande periodes. Er was op 1 juli 2022 een achterstand van 1.833 statushouders.

De voorlopige resultaten van gemeenten in de tweede helft van 2022 laten zien dat gemeenten ongeveer 7.700 statushouders hebben gehuisvest in de maanden augustus, september en oktober 2022. Dat wil zeggen dat gemeenten -gemiddeld genomen- op koers liggen om 13.500 statushouders te huisvesten in de tweede helft van 2022. Ook hier de kanttekening dat gemeenten nog steeds te maken hebben met achterstanden uit voorgaande periodes.

Huisvesting statushouders: een onderwerp voor rekenkameronderzoek?

Gemeenteraden dienen toe te zien op de uitvoering van de taakstelling door het college van burgemeester en wethouders. De gemeenteraad kan vanwege deze controlerende taak worden gezien als een eerste toezichthouder op de realisatie van de huisvesting van statushouders. De actualiteit van het onderwerp en de belangrijke rol die gemeenteraden hierin spelen (of zou moeten spelen), waren reden voor Unravelling om hier een rekenkameronderzoek naar uit te willen voeren. We waren benieuwd naar de rol die de gemeenteraden in gemeenten speelden, en naar mogelijke knelpunten en verbeterpunten.

Om de interesse voor het uitvoeren van dit onderzoek onder rekenkamercommissies te peilen, benaderden we de rekenkamercommissies in Gelderland en Overijssel met een onderzoeksvoorstel. Dit heeft -ondanks dat meerdere rekenkamercommissies het onderwerp interessant en relevant vonden- om meerdere redenen niet geleid tot een concreet uit te voeren rekenkameronderzoek. Genoemde redenen waren bijvoorbeeld dat het onderwerp politiek (te) gevoelig ligt of dat de betreffende gemeente al goed bezig was met het realiseren van huisvesting voor statushouders. Ook hadden enkele rekenkamercommissies al (deels) onderzoek gedaan naar de huisvesting van statushouders, bijvoorbeeld in een onderzoek naar het woonbeleid. Wel zijn er een aantal bevindingen uit ons vooronderzoek gekomen die we hieronder bespreken.

Bevindingen uit vooronderzoek

Een eerste bevinding die volgt uit onze analyse van het realiseren van de taakstelling door gemeenten, is dat de cijfers laten zien dat gemeenten (los van de eerder opgelopen achterstanden) gemiddeld genomen op koers liggen om de taakstelling van eind 2022 te behalen. De verschillen tussen gemeenten zijn aanzienlijk, waarbij sommige gemeenten voorlopen in de realisatie van de taakstelling en andere fors achterblijven.

Een tweede bevinding is dat uit de gesprekken die we hebben gevoerd met rekenkamercommissies het signaal naar voren komt dat gemeenteraden in de praktijk een beperkte sturende rol hebben voor wat betreft het realiseren van de taakstellingen. Een rekenkamercommissie zei bijvoorbeeld over de rol van de gemeenteraad bij het (realiseren van) de taakstellingen: ‘Naar onze mening heeft de gemeentepolitiek wel toezicht, maar heel weinig sturing hierop’.

Een derde bevinding is dat slechts enkele rekenkamers onderzoek hebben gedaan naar dit onderwerp. En in rekenkameronderzoeken naar woonbeleid krijgt de huisvesting van statushouders weinig of geen aandacht.

Tot slot

Door de toenemende instroom van asielzoekers in 2022 en 2023 is het van groot belang dat de uitstroom asielzoekers uit COA-locaties op peil blijft. De taakstelling voor de eerste helft van 2023 wordt dan ook fors hoger: het Rijk verwacht dan van gemeenten dat zij 21.200 statushouders huisvesten, het hoogste aantal sinds 2014. Het blijft daarom een onderwerp waar gemeenten een actieve rol in spelen. Het verdient aanbeveling dat ook gemeenteraden een actieve rol spelen als controleur, en erop toezien dat colleges zich voldoende inzetten om statushouders te (blijven) huisvesten.


Deze blog is geschreven door Rubin ten Broeke. Meer weten over de huisvesting van statushouders en het realiseren van de taakstelling? Neem dan contact op met hem of met Martijn Mussche.