Berichten getagd ‘Wettelijke taak’

Vertrouwen tussen raad en college: komt te voet en gaat te paard? | 1 juni 2023

‘Vertrouwen komt te voet en gaat te paard.’ Een rake uitspraak die gaat over alle verhoudingen in de politiek, en wordt veel gebruikt als het gaat over het vertrouwen van burgers in hun overheden. Maar ook binnen het lokale bestuur is vertrouwen belangrijk, namelijk tussen de raad en het college. In deze blog vertelt collega Miriam waarom vertrouwen tussen de raad en het college zo belangrijk is en geeft enkele tips voor het herstellen of creëren van vertrouwen.

Bron afbeelding: www.freepik.com

Achtergrond

Op gemeentelijk niveau heeft de raad als hoogste bestuursorgaan formeel de meeste macht. Alle beslissingen worden immers aan de raad voorgelegd en op dat moment kan de raad sturen en een besluit aanpassen, herzien of zelfs terugdraaien. Het college ontwikkelt beleid en voert het uit, is opdrachtgever van de ambtelijke organisatie en heeft een informatievoorsprong op de raad. Het college heeft daarmee een eigen machtspositie.

De bedoeling van deze bijzondere verhouding is evenzeer een scheiding van machten, als een gelijkwaardige verdeling ervan. In de Wet Dualisering Overheid zijn de formele contouren van deze verhouding uitgewerkt. De raad moet bijvoorbeeld door het college voorzien worden van tijdige, volledige en juiste informatie om beslissingen te nemen. Er bestaat echter ruimte voor een eigen gemeentelijke bestuurscultuur, want de formele regels leggen niet vast hoe dit er in de praktijk uitziet.  Deze bestuurscultuur komt neer op informele ‘omgangsvormen’ die idealiter de politieke verhoudingen in balans houden. De raad houdt zich dan op hoofdlijnen met het beleid bezig en niet met de details, zodat het college vrijhoud om te handelen krijgt. Het college zou de raad ‘iets te kiezen’ moeten geven bij grote besluiten.

Voorbeeld: brug bij een middelgrote plaats

Omdat dit abstract is schetsen we een scenario. Langs een middelgrote plaats moet een nieuwe brug over de rivier worden aangelegd. Het college kan hiervoor aan de raad een voorkeursontwerp voorleggen. De raad krijgt de voorkeursvariant aangeboden met argumenten om het goed te keuren, zoals lage kosten en doorstroming van het verkeer. In een bijlage zijn alternatieven opgenomen. Een tweede scenario is dat het college de raad in een vroeg stadium inzicht geeft in de schetsontwerpen van verschillende varianten voor de brug. Daardoor krijgt de raad de kans  prioriteiten aan te geven en beter inzicht te krijgen in de voor- en tegenargumenten.

In het eerste scenario kan de raad één van de alternatieve varianten uit de bijlage kiezen, maar in de praktijk zal de raad met het college in gesprek gaan over de voorkeursvariant. De raad doet hooguit een amendement op het voorstel om bijvoorbeeld de fietsstrook op de brug te verbreden of vraagt om meer informatie. In het tweede scenario zal er een brede discussie plaatsvinden over de drie varianten. In deze discussie passeren voor- en tegenargumenten van de drie varianten de revue, waarbij de prioriteiten van de raad weer aan bod komen. Op die manier heeft de raad uiteindelijk de vrijheid om een weloverwogen keuze te maken.

Besturen vanuit wan/ver/trouwen

Waarschijnlijk is de inhoudelijke uitkomst in beide scenario’s gelijk, bijvoorbeeld omdat de argumenten voor de gekozen variant sterk zijn. Het proces verloopt in het tweede scenario echter veel beter, doordat de raad vanaf het begin meegenomen is in de overwegingen. In het eerste scenario probeerde het college de raad te sturen in de richting van de voorkeursvariant. Dit zal in de regel zo gebeuren omdat één variant duidelijk het beste is. De raad ziet zich echter ‘gesteld voor een voldongen feit’, of hij vat het zo op. Dit kan wantrouwen voeden – vertrouwt het college het oordeelsvermogen van de raad soms niet, of is het een prestigeproject? De uitkomst zal, zoals gezegd, waarschijnlijk hetzelfde zijn. Maar het eerste scenario levert een minder goed proces op, en kan daardoor de verhoudingen tussen raad en college op scherp zetten.

De gevolgen daarvan kunnen aanzienlijk zijn. Bij grote projecten zoals een brug spelen er vaak overschrijdingen van de kosten en planning. De raad moet daarover geïnformeerd worden en mogelijk volgt er een budgetbeslissing. Dit zal voor een gekrenkte raad een moment zijn om zijn macht te doen gelden. Het gesprek zal in het eerste scenario worden gevoerd vanuit wantrouwen en gaat over inschattingsfouten, mogelijkheden van de raad om invloed uit te oefenen op het project, en in het ergste geval zal het gesprek tussen college en raad zelfs gaan over politieke consequenties.

In het tweede scenario heeft de raad zelf weloverwogen de beslissing genomen die nu voor een overschrijding zorgt. Hoewel er nog steeds sprake kan zijn van onbegrip over de mogelijk gebrekkige planning, is de raad nu niet ‘op het oorlogspad’. De raad is immers mede-eigenaar gemaakt van de beslissing en voelt zich ervoor verantwoordelijk.

Hoe dan wel?

De consequenties van een zij/wij bestuurscultuur zijn van potentieel destructief karakter voor de politieke verhoudingen en daarmee voor de daadkracht van een gemeente. Daarom geven we hieronder enkele tips voor het creëren of herstellen van het vertrouwen.

Tips college

Ga als college eens op de stoel van de raad zitten. Beschouw diens informatiepositie, overweeg de politieke prioriteiten van de coalitie en de oppositie. Wat zouden vragen zijn die een raadslid in die positie kan hebben? Welke prioriteiten heeft dit raadslid?

  • Overweeg of de informatie die je de raad biedt begrijpelijk is. De raad is immers een ‘lekenbestuur’ en van raadsleden kan niet worden verwacht dat zij overal kennis van hebben. Als informatie mogelijk onduidelijk is, maak de informatie dan begrijpelijker. Begrijpelijker is niet hetzelfde als méér informatie – in onze gesprekken met raadsleden horen we ook behoefte aan beknopte overzichten van processen zoals het geschetste, zeker als het over meerdere bestuursperiodes gaat.
  • Sorteer voor op vragen en beantwoord ze waar je kan al vooraf.
  • Als je de prioriteiten van de raad in overweging neemt, welke afwegingen in het besluit behoeven dan extra toelichting? Biedt die toelichting.
  • Neem de raad even serieus als een vertrouwde vriend met een andere politieke kleur. Dat betekent; ga uit van diens goede bedoelingen en reageer vanuit vertrouwen.

Tips raad

Pak als raadslid eens bewust de rol van volksvertegenwoordiger en beschouw de zaak als burger. Welk belang heeft een gemiddelde burger? Welke belangenconflicten bestaan er in de gemeente die je moet afwegen? Zijn de meeste burgers, of een belangrijke minderheid, gediend met de vragen die je aan de raad stelt, en de amendementen die je indient?

  • Neem een minimalistische houding aan; stel een vraag alleen, wanneer het antwoord consequenties kan hebben voor jouw oordeel over het project. Als dat het geval is, denk dan vooraf na alternatieven of amendementen die deze kwestie oplossen.
  • Houdt de grote lijn in gedachten. De raad bewaakt miljoenen en bedient tienduizenden tot honderdduizenden mensen. Deze grote lijn, bezien vanuit de eigen politieke kleur, moet de vragen, amendementen en stemming bepalen.
  • Neem het college even serieus als een vertrouwde vriend met een andere politieke kleur. Dat betekent; ga uit van diens goede bedoelingen en reageer vanuit vertrouwen.

Deze blog is geschreven door Miriam Dorigo. Meer weten over het vertrouwen tussen raad en college? Neem dan contact op met haar of met Martijn Mussche.

Waterschapsverkiezingen 2023 | 2 maart 2023

Op 15 maart a.s. kan Nederland weer naar de stembus voor de Provinciale Staten en de waterschappen. In deze blog richten we ons op de waterschappen, een voor sommige mensen wat ongrijpbaar overheidsorgaan. Want wat doet een waterschap precies? En wat is de democratische werking van het waterschap? Met deze blog geven we antwoord op deze vragen.

Bron afbeelding: www.commons.wikimedia.org

Taken en samenstelling besturen waterschap

Waterschappen zijn verantwoordelijk voor de waterhuishouding. Waterschappen zorgen voor het beheer van dijken en sluizen, de juiste waterstand en voor zuivering van afvalwater. Er zijn 21 waterschappen die elk verantwoordelijk zijn voor hun eigen regio. Net als provincies en gemeenten zijn waterschappen openbare lichamen, maar omdat de taken van het waterschap zich specifiek richten op (onderdelen van) het waterbeheer zijn waterschappen functionele decentrale overheden.

Waterschappen hebben een gekozen algemeen bestuur en een dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur is vergelijkbaar met de gemeenteraad: het algemeen bestuur stelt beleid vast en controleert of het dagelijks bestuur dit beleid goed uitvoert. Elke vier jaar wordt het grootste deel van de leden van het algemeen bestuur (ook wel ingezetenen genoemd) gekozen via verkiezingen. Een kleiner deel van het algemeen bestuur en één lid van het dagelijks bestuur bestaat uit leden vanuit geborgde zetels. De leden voor de geborgde zetels worden in dezelfde periode als het algemeen bestuur gekozen door belangenorganisaties. De geborgde zetels zijn bedoeld om deelbelangen (vanuit de landbouw, het bedrijfsleven en natuurorganisaties) te vertegenwoordigen. Het algemeen bestuur benoemt de leden van het dagelijks bestuur. Een dijkgraaf of watergraaf is voorzitter van het algemeen en dagelijks bestuur.

Op 29 november 2022 stemde de Eerste Kamer in met een Wetsvoorstel om de geborgde zetels voor bedrijven in de waterschapsbesturen te schrappen. Voorstanders van dit wetsvoorstel vinden dat met het wetsvoorstel het algemeen belang beter en democratischer vertegenwoordigd wordt in de waterschapsbesturen. Per maart 2023 gaat het aantal geborgde zetels daarom terug van zeven naar vier per waterschap: twee voor boeren en twee voor natuur. Ook komt de verplichte geborgde zetel in het dagelijks bestuur te vervallen.

Democratische werking waterschap

Het waterschap is een relatief jong democratisch orgaan. Met de in 1992 ingevoerde Waterschapswet kregen inwoners pas voor het eerst direct stemrecht om (per brief) te stemmen op individuele kandidaten voor het algemeen bestuur. In 2008 vonden de eerste landelijke waterschapsverkiezingen plaats; waarbij alle waterschappen tegelijkertijd verkiezingen hielden en inwoners naar de stembus moesten om te stemmen. In 2008 werd ook het lijstenstelsel ingevoerd, en konden inwoners voortaan stemmen op partijen in plaats van op individuele kandidaten.

Er zijn voor- en tegenargumenten te benoemen voor de wijze waarop het waterschap een (representatieve) democratische functie zou moeten hebben.

Interactieve waarborgdemocratie

Aan de ene kant zijn er argumenten om het waterschap vooral als functioneel en uitvoerend orgaan te (gaan) zien en niet (of in mindere mate) als een representatief democratisch orgaan. De Raad voor het Openbaar Bestuur ziet het waterschap als een interactieve waarborgdemocratie. Strategische (politieke) keuzes dienen volgens De Raad op provinciaal niveau te worden gemaakt, en het waterschap moet zich ‘[...] bij de uitoefening van taken beperken tot hun kerntaken: zorgen voor droge voeten en schoon water’. Dat betekent dat het waterschap volgens De Raad een beperkte uitvoerende taak dient te hebben, waarbij er weinig ruimte is voor het maken van besluiten op basis van politiek-ideologische standpunten (zoals in een representatieve democratie).

Democratische functie

Aan de andere kant kan gesteld worden dat het waterschap bij uitstek een belangrijke democratische functie heeft. Hoewel het waterschap vooral de beleidsrichtlijnen van het Rijk, provincies en gemeenten uitvoert, is het nog steeds nodig dat er keuzes worden gemaakt. Denk bijvoorbeeld aan de keuze of het waterpeil ten dienste moet staan van de landbouw (verlaging van het peil) of juist rekening moet houden met het natuur en het klimaat (verhoging of behoud van het waterpeil). Dit zijn bij uitstek afwegingen die binnen de verantwoordelijkheid van de politiek en het bestuur vallen, en waarvoor een volledig op uitvoering gerichte organisatie minder geschikt is. Bovendien worden waterschappen als gevolg van de klimaatverandering bij steeds meer maatschappelijke opgaven betrokken. Dit pleit voor een waterschap waarin de politiek en het bestuur keuzes maakt.

Waterschapsverkiezingen

In 2014 besloot het parlement tot het aannemen van de Wet aanpassing waterschapsverkiezingen om de opkomst te verhogen. Daarmee werden de verkiezingen voor de waterschappen gecombineerd met de verkiezingen voor de Provinciale Staten. Er is sindsdien een stijgende trend zichtbaar in de opkomst bij waterschapsverkiezingen. De opkomst in 2008 lag op 22,7% en in 2015 op 44,5%. In 2019 lag de opkomst voor de waterschapsverkiezingen op 51,3%.

Uit een peiling in december 2022 door bureau Citisen komt naar voren dat 56% van de Nederlanders aan geeft te gaan stemmen voor de waterschapsverkiezingen. Een kanttekening hierbij is dat dit percentage altijd wat terugloopt als de verkiezingen dichterbij komen. Ook zijn de ondervraagde panelleden bovengemiddeld politiek geïnteresseerd. Afrondend is het waterschap een boeiend overheidsorgaan waarover het laatste woord nog niet is gezegd.


Deze blog is geschreven door Rubin ten Broeke. Meer weten over waterschappen en de democratische werking van dit orgaan? Neem dan contact op met hem of met Martijn Mussche.

Rubin ten Broeke
Martijn Mussche

Vooruitblik: geen raadsleden meer in rekenkamers | 8 februari 2023

Enkele maanden terug schreven we dat het wetsvoorstel Versterking decentrale rekenkamers op 27 september door de Eerste Kamer als hamerstuk is afgedaan. Op 1 januari 2023 is de wet Versterking decentrale rekenkamers in werking getreden (met een overgangstermijn van een jaar). Een belangrijke wijziging ten gevolge van deze wet is dat raadsleden vanaf 1 januari 2024 geen onderdeel meer kunnen zijn van rekenkamers.[1][2] In deze blog blikt collega Rubin vooruit. Wat brengt deze wijziging voor gevolgen met zich mee voor rekenkamers?

Bron afbeelding: www.freepik.com

Geen raadsleden meer in rekenkamers

De wetswijziging heeft gevolgen voor rekenkamers in 83 gemeenten, waar raadsleden nu nog onderdeel uitmaken van rekenkamers (veelal in de vorm van rekenkamercommissies). Ook voor de rekenkamers in waterschappen heeft de wetswijziging gevolgen voor de samenstelling, voor zover daar algemeen bestuursleden in zitten. In een eerdere blog schreef collega Martijn over raadsleden in rekenkamercommissies en de onafhankelijke positie van rekenkamers.

Per 1 januari 2024 mogen raadsleden respectievelijk algemeen bestuursleden geen lid meer zijn van rekenkamers. In eerste instantie had het kabinet voor ogen dat raadsleden als adviseur onderdeel konden uitmaken van een rekenkamer. Echter, naar aanleiding van het advies van de Raad van State schrapte het kabinet deze mogelijkheid uit het uiteindelijke wetsvoorstel.

Relatie gemeenteraad en rekenkamer

Zoals beschreven in het rapport werkgroep Lokale Rekenkamers, is een professionele relatie tussen de gemeenteraad en de rekenkamer doorslaggevend voor de versterkende rol die lokale rekenkamers spelen voor wat betreft de (kaderstellende en controlerende) taken van de gemeenteraad. Een aspect van deze professionele relatie is de kwaliteit van de interactie tussen de raad en de rekenkamer. De uitdaging voor rekenkamers is om in deze relatie een onafhankelijke positie te hebben ten opzichte van de gemeenteraad (de lokale rekenkamer is immers een onafhankelijk instituut), en tegelijk betrokken te zijn met diezelfde gemeenteraad (de lokale rekenkamer is een instrument van de gemeenteraad). Met andere woorden: de rekenkamer moet op afstand staan van de gemeenteraad, maar dient óók oog te houden voor de wensen en behoeften van de raad.

Door de aanwezigheid van raadsleden in rekenkamers bestaat er een zekere verbinding en daarmee ook een belangrijke informatiestroom tussen de raad en deze rekenkamers. De wetswijziging brengt voor deze rekenkamers de vraag met zich mee hoe zij deze informatiestroom kunnen behouden, en ervoor kunnen zorgen dat er een professionele relatie blijft bestaan. 

Zoals de VNG terecht schrijft, is het van belang dat met het verdwijnen van raadsleden uit rekenkamers de informatiestroom tussen de gemeenteraad en de rekenkamer niet stopt en dat de onderlinge relatie moet blijven bestaan. Het behouden van deze relatie vereist van de raad en de rekenkamer dat zij aandacht en begrip voor elkaars positie hebben. In de afbeelding hieronder – overgenomen uit het rapport werkgroep Lokale Rekenkamers- is de relatie tussen de raad en de rekenkamer schematisch weergegeven.  

De relatie tussen de lokale rekenkamer en de gemeenteraad, overgenomen uit het rapport werkgroep Lokale Rekenkamers.

Hoe nu verder?

De wetswijziging heeft als direct gevolg dat er vanaf 2024 meer mensen nodig zijn om de rekenkamers te vullen. Rekenkamercommissies met raadsleden hebben 2023 als ‘overgangsjaar’ om nieuwe leden te vinden. De NVRR organiseert dit jaar online bijeenkomsten voor mensen die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in een lidmaatschap van rekenkamers.

Het is van belang dat rekenkamers oog (blijven) hebben voor de relatie van de gemeenteraad met de rekenkamer. Zo kunnen rekenkamers regelmatig het gesprek met de gemeenteraad aangaan om een professionele relatie te bevorderen. In onze ervaring voeren rekenkamers dat gesprek vaak al. Het verdwijnen van raadsleden uit de rekenkamers onderstreept het belang van het (blijven) voeren van het gesprek met de raad; zeker voor de rekenkamers waar raadsleden nu nog onderdeel vanuit maken.

Voor het voeren van dit gesprek bestaan handvatten. De gesprekken met de raad kunnen onder meer gaan over het budget, het onderzoeksprogramma en de (wijze van) behandeling van rapporten. Andere manieren om de betrokkenheid tussen raad en rekenkamer te bevorderen, zijn het oprichten van een klankbordgroep of het aanwijzen van de griffier als verbindende schakel tussen de raad en de rekenkamer. Rekenkamers doen er goed aan om een professionele relatie met de raad te hebben en te houden.


[1] Als we het hebben over lokale rekenkamers, bedoelen we ook rekenkamers voor waterschappen. Hoewel provinciale rekenkamers ook lokale rekenkamers zijn, zaten er al geen statenleden in deze rekenkamers. Deze blog is daarom niet op hen gericht.

[2] Voor de leesbaarheid van deze blog hanteren we de term ‘rekenkamers’, maar we bedoelen daarmee ook rekenkamercommissies.


Deze blog is geschreven door Rubin ten Broeke. Meer weten over de Wet versterking decentrale rekenkamers en de gevolgen hiervan voor lokale rekenkamer? Neem dan contact op met hem of met Martijn Mussche.

Heeft de decentrale rekenkamer een taak op het vlak van integriteitsonderzoek? | 12 januari 2023

Decentrale rekenkamers hebben de wettelijke taak om onderzoek uit te voeren naar het door gemeenten (en waterschappen en provincies) gevoerde bestuur. Hebben ze daarnaast ook de (wettelijke) taak om integriteitsonderzoek uit te voeren? En wat zijn voor- en tegenargumenten voor het uitvoeren van integriteitsonderzoek door decentrale rekenkamers? In deze blog van collega Martijn lees je er meer over.

Bron afbeelding: www.freepik.com

Wettelijke taak decentrale rekenkamers

Met de recent vastgestelde Wet versterking decentrale rekenkamers wil de regering ervoor zorgen dat de rekenkamer een belangrijk en onmisbaar onderdeel wordt van het gemeentebestuur en toegevoegde waarde biedt voor de democratische controle en verantwoording. De wetswijziging positioneert de rekenkamer duidelijk als onafhankelijk orgaan en versterkt daarmee de positie van de rekenkamer als onderzoeksinstituut. Wat ongewijzigd blijft is dat de rekenkamer onderzoek doet naar doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid.

Bij onderzoek naar specifieke cases op het vlak van aanbestedingen of subsidies, kan de rekenkamer op integriteitskwesties stuiten. Ook kan het zo zijn dat de rekenkamer wordt gewezen op een (mogelijke) integriteitskwestie en de vraag krijgt om dat te onderzoeken. Rekenkamers hebben echter geen specifieke wettelijke taak in het onderzoeken van integriteit en integriteitskwesties. Het feit dat een rekenkamer soms zelf een integriteitskwestie tegenkomt of een verzoek van de raad om integriteitsonderzoek ontvangt,  roept de vraag op of de rekenkamer integriteit en integriteitskwesties zou moeten onderzoeken. We verkennen dit aan de hand van enkele argumenten vóór en argumenten tegen integriteitsonderzoek door de rekenkamer.

Argumenten vóór integriteitsonderzoek door de rekenkamer

  • Integriteitsonderzoek ligt (soms) in het verlengde van rekenkameronderzoek. Bij het uitvoeren van rekenkameronderzoek stuiten rekenkamers nu al op uitvoeringspraktijken die strijdig zijn met wet- en regelgeving. In een dergelijk geval zullen rekenkamers de toetsing van deze uitvoeringspraktijken meenemen als onderdeel van hun wettelijke taak.
  • Een rekenkamer is met zijn rol als onafhankelijk onderzoeksorgaan gepositioneerd om integriteitsonderzoek te kunnen uitvoeren. Net als voor rekenkameronderzoek is ook voor integriteitsonderzoek geborgde onafhankelijkheid en objectiviteit van belang. Het gaat om in beide onderzoeksvelden om het onderzoeken van (bewezen) feiten en omstandigheden, waarna deze naast een normatief kader worden gelegd om zo tot een objectief oordeel te komen.  Het is ook niet goed voorstelbaar dat de twee onderzoeksvelden conflicteren, aangezien het uiteindelijke doel bij beiden het (verder) verbeteren van het openbaar bestuur is.
  • Bij veel gemeenten ontbreekt nu een (onafhankelijk) integriteitsonderzoeksorgaan. Integriteitskwesties worden nu veelal opgepakt door een tijdelijk ingestelde onafhankelijke commissie (van wijzen) of een (commercieel) onderzoeksbureau. Na het onderzoek wordt de tijdelijke commissie ontbonden en gaat het onderzoeksbureau een volgend onderzoek. Door het ontbreken van een vast integriteitsonderzoeksorgaan is kennisoverdracht en -borging voor de gemeentelijke organisatie niet geregeld. Dit in tegenstelling tot een gemeentelijke rekenkamer die in de loop der jaren kennis vergaart over het functioneren van de gemeente. 
  • Door integriteitsonderzoek bij de rekenkamer onder te brengen, wordt voorkomen dat er een extra onderzoeksorgaan ontstaat. De toenemende aandacht voor integriteit zou kunnen uitlopen op het instellen van een extra onderzoeksorgaan voor integriteitskwesties, naast de accountant, de rekenkamer, de auditcommissie et cetera. Ieder onderzoeksorgaan heeft – zeker vanwege de eigen onafhankelijkheid – als vanzelf behoefte aan een eigen onderzoeksorganisatie inclusief secretariële ondersteuning en een fysieke en digitale kantoorinfrastructuur. Kortom, er is een efficiencyargument om onderzoeksvelden waar mogelijk te bundelen.

Argumenten tegen integriteitsonderzoek door de rekenkamer

  • Integriteitsonderzoek is geen wettelijke taak van de rekenkamer. Een rekenkamer heeft de wettelijke taak de doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid van het gevoerde bestuur te onderzoeken. In het recente wetswijzigingstraject is het functioneren van de rekenkamer uitgebreid belicht en zijn de beoogde aanpassingen getoetst. Maar noch de wetgever, noch geraadpleegde betrokkenen hebben de noodzaak gevoeld om het toetsen van integriteit toe te voegen aan de wettelijke taken van de rekenkamer.
  • De burgemeester heeft de wettelijke taak de bestuurlijke integriteit van de gemeente te bevorderen. De burgemeester is op grond van de Gemeentewet daarmee niet verantwoordelijk voor de bestuurlijke integriteit binnen een gemeente, maar uitsluitend voor het proces om de bestuurlijke integriteit te regelen. In de Provinciewet is daarnaast vastgelegd dat de Commissaris van de Koning (CvdK) de verantwoordelijkheid heeft om de bestuurlijke integriteit binnen de provincie te bevorderen. De CvdK doet dit door te adviseren en te bemiddelen bij verstoorde bestuurlijke verhoudingen in een gemeente en door op te treden wanneer de bestuurlijke integriteit van een gemeente in het geding dreigt te raken. De verantwoordelijkheid voor het desgewenst (laten) onderzoeken van bestuurlijke integriteit is daarmee belegd.
  • De rekenkamer is kwetsbaar. Hoewel de meeste decentrale rekenkamers al meer dan 15 jaar bestaan, hebben meerdere rekenkamers nog steeds te maken met discussie over hun taken, onderzoeksbevoegdheden en budget. Om onnodige discussie te voorkomen is het te overwegen om de focus van de rekenkamer zo scherp en zuiver als mogelijk te houden.
  • Integriteitsonderzoek vraagt andere competenties dan rekenkameronderzoek. Bij de argumenten vóór integriteitsonderzoek door de rekenkamer is aangestipt dat er overeenkomsten zijn tussen rekenkameronderzoek en integriteitsonderzoek. Toch vraagt integriteitsonderzoek om andere competenties. Waar rekenkameronderzoekers zich ‘koel’ kunnen richten op hoe de feitelijke uitvoering zich verhoudt tot beleid en wet- en regelgeving, hebben integriteitsonderzoekers meer oog voor de menselijke kant. Het beoordelen of gedragingen passen binnen sociale conventies of ethische regels, is ingewikkeld. Alleen als een gedraging een overduidelijke schending van een sociale conventie, van een ethische regel, is het oordeel relatief eenvoudig. Zeker als er daarbij ook sprake is van een overtreding van een richtlijn of van wet- en regelgeving is. Het probleem is dat integriteitskwesties zich veelal voordoen in het grijze gebied; daar waar het onduidelijk is of een gedraging nu wel of niet door de beugel kan. Het gaat dan om ongewenst gedrag, dat mogelijk niet zonder meer ook al grensoverschrijdend. Dan is een zorgvuldige weging van de gedragingen, de omstandigheden, de gevolgen en de intenties van belang. Het vraagt kortom om een meer mensgerichte dan zaakgerichte blik van de onderzoeker. Daarin verschilt integriteitsonderzoek van rekenkameronderzoek.

Conclusie

De argumenten voor en tegen overziend, valt op dat er vooral praktische argumenten zijn om integriteitsonderzoek onder te brengen bij een rekenkamer. Er zijn met name fundamentele en inhoudelijke argumenten om dat juist niet te doen. Dat leidt tot de conclusie om de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken zuiver te houden en integriteitsonderzoek geen onderdeel te laten zijn van de bevoegdheid van de rekenkamer. Tegelijk is er ook behoefte aan een onafhankelijk integriteitsonderzoeksorgaan. Het is niet reëel te verwachten dat iedere gemeente zelf een dergelijk orgaan inricht. De recent (weer) geuite gedachte van een centraal onderzoeksbureau voor integriteitsschendingen in de publieke sector is daarom zeker interessant.


Deze blog is geschreven door Martijn Mussche. Meer weten over de wettelijke taak van decentrale rekenkamers en integriteitsonderzoek? Neem dan contact op met hem of met Shauni Drost.