Berichten door Martijn Mussche
Banenafspraak en social return Zoetermeer | 27 jan 2022
In opdracht van de rekenkamercommissie Zoetermeer heeft Unravelling onderzoek uitgevoerd om inzicht te geven in de invulling van de gemeente aan de Wet banenafspraak en Social Return On Investment (hierna: social return).
De hoofdvraag van het onderzoek was:
Op welke wijze geeft de gemeente Zoetermeer invulling aan de Wet banenafspraak en aan social return en wat zijn de resultaten daarvan?
Achtergrond
Op 1 mei 2015 trad de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (Wet banenafspraak) in werking. Deze wet zorgde er onder meer voor dat gemeenten verplicht werden om banen te creëren voor mensen met een arbeidsbeperking, zo ook in de gemeente Zoetermeer.
SROI is een methode die wordt gebruikt om het sociaal rendement van een organisatie uit te rekenen. Het onderwerp social return komt in de gemeente Zoetermeer naar voren in de aanbestedingstrajecten voor diensten en werken: inschrijvers zijn verplicht een bepaald percentage van de aanneemsom aan social return op te nemen.
Dit rekenkameronderzoek was erop gericht na te gaan hoe het ervoor staat met de realisatie van de banenafspraak en social return in Zoetermeer. Hiervoor zijn interviews uitgevoerd met betrokkenen uit de gemeente en het Werkgeversservicepunt. Ook is gesproken met jobcoaches en mensen uit de banenafspraak.
Bevindingen
Beleid
Zoetermeer heeft beleid gericht op mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De gemeente Zoetermeer zet vooral in op mensen met een hoog ‘escalatierisico’ omdat hiermee maatschappelijke kosten worden beperkt. De banenafspraak komt echter niet expliciet terug in het beleid.
Het beleid voor social return is helder geformuleerd en is opgenomen in het inkoop- en aanbestedingsbeleid. Ook de doelstellingen zijn helder en duidelijk geoperationaliseerd.
Organisatie en uitvoering
Het college van Zoetermeer besteedde vanaf 2019 meer aandacht aan de invulling van de banenafspraak door de gemeente als overheidswerkgever. Sommige afdelingen van de gemeente slagen er, in de rol van overheidswerkgever, nog niet goed in om mensen uit de banenafspraak te plaatsen. Dit heeft te maken met aannames, vooroordelen en een gebrek aan kennis over mensen uit de doelgroep.
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van social return is belegd bij de afdeling inkoop en bij het team social return. Deze gedeelde verantwoordelijkheid leidt tot onduidelijkheid, bijvoorbeeld over de monitoring. Over de uitvoering van social return zijjn betrokkenen over het algemeen tevreden.
Resultaten en doelbereiking
De uitvoering van de Wet banenafspraak was niet doeltreffend omdat de kwantitatieve resultaten voor de Wet banenafspraak tussen 2018 en 2020 niet in overeenstemming waren met de gehanteerde doelen. Het beleid was, in 2019 en 2020, wel doelmatig omdat het college met beperkte middelen het aantal te realiseren banen uit het quotum bijna behaalde.
Doordat de registratie van social return beperkt is, ontbreekt zicht op de resultaten van social return. Daardoor is niet vast te stellen in hoeverre het social returnbeleid doeltreffend en doelmatig is.
Sturing en controle
Er zijn geen duidelijke afspraken tussen college en raad over de betrokkenheid van de gemeenteraad bij de banenafspraak en social return. Ook brengt het college de raad onvoldoende in positie om toezicht te houden en te controleren.
Doorwerking
Het college laat in haar reactie weten de conclusies en aanbevelingen ter harte te nemen.
Op 13 december 2021 is het rapport in de raad besproken door de Commissie Samenleving. De rekenkamercommissie heeft ook een aanzet gedaan tot een raadsvoorstel voor het overnemen van de aanbevelingen in het rapport door college en raad. De gemeenteraad heeft dit raadsvoorstel geamendeerd, en tijdens de raadsvergadering van 20 december 2021 aangenomen.
Opdrachtgever: Rekenkamercommissie Zoetermeer
Onderzoekers: Martijn Mussche, Miriam Dorigo en Rubin ten Broeke
Oplevering rapport: december 2021
Armoedebeleid Woerden | 15 dec 2021
In opdracht van de rekenkamercommissie Woerden heeft Unravelling onderzoek uitgevoerd om inzicht te geven in de uitvoering en het resultaat van het armoedebeleid in Woerden tot en met 2020.
De hoofdvraag van het onderzoek was:
Wordt het armoedebeleid van de gemeente Woerden uitgevoerd zoals vastgelegd in het plan van aanpak, zo niet, welke wijzigingen hebben plaatsgevonden en wat is eind 2020 het resultaat?
Achtergrond
Woerden is een relatief welvarende gemeente. Desondanks is ook in Woerden sprake van armoede. Een schatting leert dat het gaat om ongeveer 760 huishoudens die in de gemeente in armoede leven. Op 22 juni 2017 stelde de gemeenteraad van Woerden het nieuwe armoedebeleid vast en op 16 januari 2018 nam de raad kennis van het daaruit voortvloeiende plan ‘Samen Vooruit’. Samen Vooruit bestond uit coachende begeleiding, een maatwerkfonds en het oplossen van overige hiaten.
Bevindingen
Het rekenkameronderzoek laat zien dat Samen Vooruit niet succesvol is geweest: met coachende begeleiding bereikte de gemeente minder mensen dan beoogd. Ook werd het maatwerkfonds weinig gebruikt door professionals van de gemeente.
Koerswijziging
Naar aanleiding van de tegenvallende resultaten van Samen Vooruit besloot het college op 17 maart 2020 een koerswijziging in te zetten. Het college zette Samen Vooruit om naar vroegsignalering. De koerswijziging liep vooruit op de wijziging in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) van 1 januari 2021. Met deze wet wordt het voor gemeenten verplicht en makkelijker gemaakt om gegevens met schuldeisers (woningcorporaties, zorgverzekeraars en nutsbedrijven) uit te wisselen.
Doeltreffendheid en doelmatigheid
De doeltreffendheid van het armoedebeleid tot en met 2020 is onduidelijk doordat maatschappelijke effecten en beoogde resultaten niet (voldoende) concreet zijn gemaakt in het beleid van de gemeente. Het armoedebeleid tot en met 2020 was niet doelmatig omdat er geen balans was in het resultaat en de inzet van de financiële middelen. Daarnaast is er binnen de gemeente winst te behalen als het gaat om de toegankelijkheid en bekendheid van voorzieningen voor inwoners in armoede.
Armoedenetwerk gemeente
Tot slot komt uit het onderzoek naar voren dat de gemeente beschikt over een uitgebreid netwerk van interne en externe uitvoeringspartners: de Voedselbank, Stichting Leergeld, WoerdenWijzer, Kwadraad en Ferm Werk. Over het algemeen zijn de uitvoerders tevreden over de kwaliteit en inzet van het armoedenetwerk. De gemeente kan wel meer inzetten op haar regiefunctie.
Doorwerking
Het college laat in haar reactie weten de conclusies en aanbevelingen ter harte te nemen.
Op 9 november 2021 zijn raadsleden met een informatiesessie geïnformeerd over het rapport. De rekenkamercommissie heeft ook een aanzet gedaan tot een raadsvoorstel. Met dit raadsvoorstel wilde de rekenkamercommissie de gemeenteraad handvatten en input geven voor de toekomstige ontwikkeling van het gemeentelijk armoedebeleid. De gemeenteraad heeft dit raadsvoorstel tijdens de raadsvergadering van 25 november 2021 aangenomen.
Opdrachtgever: Rekenkamercommissie Woerden
Onderzoekers: Martijn Mussche, Rubin ten Broeke en Steffie Loenen
Oplevering rapport: oktober 2021
Datagestuurde beleidsontwikkeling: wat is het en hoe onderzoek je het? | 9 dec 2021
’Datagestuurde beleidsontwikkeling’ is een nieuw onderzoeksthema binnen de wereld van rekenkamers. Echter, het bekijken en analyseren van data en informatie om daar vervolgens nieuw beleid op te baseren is niet nieuw; het begrip ‘datagestuurde beleidsontwikkeling’ is dat wel. In deze blog van Miriam Dorigo lees je meer over wat datagestuurde beleidsontwikkeling is, en hoe rekenkamers hier onderzoek naar kunnen doen.
De term datagestuurde beleidsontwikkeling dringt door in de gemeentelijke en bestuurlijke denkwijze omdat men zich meer bewust wordt van de voordelen ervan. Er is binnen gemeenten meer aandacht voor in de beleidscyclus. Daardoor wordt het vaker en systematischer ingezet. Een rekenkamer die hier onderzoek naar wil doen zal dus moeten beginnen met de vraag of er al aandacht voor is en er richtlijnen zijn voor datagestuurde beleidsontwikkeling.
Welke vormen zijn er?
Doordat er niet altijd expliciet beleid ontwikkeld is over datagestuurde beleidsontwikkeling, is het in dit type onderzoek een goede aanpak om casussen te bestuderen. Met behulp van casussen kan de rekenkamer dan ontdekken wat datagestuurde beleidsontwikkeling oplevert. Maar wat is datagestuurde beleidsontwikkeling eigenlijk? Pas als we dit scherp hebben kunnen we nadenken over het rekenkameronderzoek ernaar.
Beleidscyclus
Datagestuurde beleidsontwikkeling is deel van de beleidscyclus (zie onderstaand figuur). Die begint met het bepalen van beleidsdoelen. Al in stap 2 van de beleidscyclus komt een vorm van datagestuurde beleidsontwikkeling aan bod; men zoekt naar informatie in beschikbare data en literatuur zodat de keuzes in beleidsvorming goed onderbouwd kunnen worden. Dit heet ex ante onderzoek. De gevonden data helpen bij de inrichting van het beleid en kadert het denken over de uitvoering van het beleid. Ook tijdens de uitvoering van beleid kan men nog aan datagestuurde beleidsontwikkeling doen in de vorm van ex durante onderzoek. Denk aan het monitoren van de activiteiten die bij moeten dragen aan het beleidsdoel. Op basis van de monitoring vindt er dan bijsturing plaats. Ook nadat beleid is uitgevoerd, vindt er nog datagestuurde beleidsontwikkeling plaats in de vorm van een evaluatie (stap 4 van de beleidscyclus). Dit heet ex post onderzoek en betreft de analyse van de eerder gemaakte beleidskeuzes met behulp van de data. Ex post onderzoek gaat vooraf aan een nieuwe ronde van besluitvorming en heeft betrekking op de vraag: is er bijsturing van het beleid nodig of niet?
Datagestuurde beleidsontwikkeling evalueren
Er zijn dus verschillende vormen van datagestuurde beleidsontwikkeling. De rekenkamer moet zich allereerst afvragen welke vormen van datagestuurde beleidsontwikkeling zij wil onderzoeken als casus.
Ex-ante onderzoek
De meest herkenbare vorm is het ex-ante onderzoek. Als men voorafgaand aan het vormen van beleid onderzoek doet, is het onderzoek afgebakend en is duidelijk dat het beleid op die onderzoeksresultaten is gebaseerd. Het is dan makkelijk te schetsen welk effect datagestuurde beleidsontwikkeling heeft. Het is in dit geval echter moeilijk vast te stellen of het datagestuurde beleid doeltreffender of doelmatiger is dan beleid dat bijvoorbeeld wordt ontwikkeld vanuit de eigen expertise van de beleidsontwikkelaars. Er is immers geen vergelijkingsmateriaal.
Ex-post onderzoek
Daarom is het voor een rekenkamer interessant om binnen de gemeente op zoek te gaan naar casussen waar het beleid is geëvalueerd (in ex post onderzoek) en daarna opnieuw is geformuleerd. Op dat moment is er vergelijkingsmateriaal; oud beleid versus nieuw (datagestuurde) beleid.
Ex-durante onderzoek
Voor een rekenkamer is het ook mogelijk om te kijken naar situaties in de gemeente waar ex-durante onderzoek is gedaan. Het gaat veelal om monitoring en rapportage via een dashboard of memo’s. Hierbij zijn echter twee aandachtspunten voor rekenkameronderzoek. Het ene is dat doorlopende monitoring en bijsturing zorgt voor regelmatig veranderende beleidsuitvoering. Dat is lastiger te onderzoeken; er is geen scherpe verdeling van beleid vóór en ná de ingreep op basis van data. Het andere aandachtspunt is dat ex durante onderzoek vaak niet het beleid zelf beïnvloedt maar slechts de beleidsuitvoering. Daarmee is het minder interessant als casus voor de rekenkamer, want gaat het om datagestuurde beleidsontwikkeling of om datagestuurde verbetering van de uitvoeringspraktijk?
Onderzoek naar datagestuurde beleidsontwikkeling
De eerste vraag voor een rekenkamer moet zijn: is er binnen de gemeente beleid ontwikkeld om datagestuurde beleidsontwikkeling gestructureerd aan te pakken, of niet? Als dat niet zo is, wordt de vraag: is er desondanks toch sprake van datagestuurde beleidsontwikkeling en in welke vorm (ex ante, ex durante of ex post)? Andere relevante vragen zijn: Hoe gaat het ambtelijk apparaat om met aangeleverde data en onderzoeken, welke gevolgen heeft dat voor beleid en wordt het beleid er effectiever van?
Bovendien experimenteren gemeenten ook met nieuw beleid of ad hoc beleid; omdat een bestaande taak van de gemeente wordt uitgebreid, omdat er een politieke wens is om meer te doen binnen de bestaande beleidsruimte, et cetera. Hoewel beleidsontwikkelaars binnen de gemeente vaak goede processen hebben om beleid te ontwikkelen op de vastomlijnde beleidsterreinen, is dat in veel mindere mate het geval bij nieuw of ad hoc beleid. Juist dergelijk (risicovoller) nieuw beleid is veelal niet gebaseerd op datagestuurde beleidsontwikkeling. Als rekenkamer is het van belang om ook daar oog voor te hebben.
Waarom onderzoek naar datagestuurde beleidsontwikkeling?
Rekenkamers dragen zelf vaak impliciet of expliciet bij aan datagestuurde beleidsontwikkeling; rekenkameronderzoek is immers vaak ”ex post onderzoek”. Voor een rekenkamer is het goed om te evalueren wat de doorwerking is van rekenkameronderzoek. Zo werkt het ook voor de gemeente. Het kan waardevol zijn om te ontdekken of er datagestuurde beleidsontwikkeling plaatsvindt en wat dat oplevert. Want als de gemeente dat gestructureerd aanpakt kan er doeltreffender en doelmatiger beleid worden ontwikkeld.
Meer weten over datagestuurde beleidsontwikkeling? Neem dan contact op met Miriam Dorigo.
Onderzoek effecten corona Delft: film met resultaten | 30 nov 2021
Voor het rekenkameronderzoek naar de effecten van de coronacrisis voor de gemeente Delft heeft Unravelling een filmpje gemaakt waarin de belangrijkste onderzoeksresultaten naar voren komen. Daarnaast laten we inwoners en lokale ondernemers aan het woord.
Een ondernemer zei bijvoorbeeld: ”We hebben een winkel en een lunchroom. De winkel hebben we open kunnen houden, en daar zijn we brood gaan maken. […] Tot onze verrassing kwamen mensen dat ook nog allemaal halen.”
Een van de inwoners zei: ”Ik heb geprobeerd om thuis te sporten. Dat ging in de eerste golf redelijk goed, maar bij de tweede lockdown ging de motivatie naar beneden.”
Bekijk het filmpje hieronder!
Uitstel behandeling Wet versterking decentrale rekenkamers | 15 nov 2021
De Tweede Kamer heeft de behandeling van het wetsvoorstel uitgesteld
De plenaire behandeling van het wetsvoorstel Versterking decentrale rekenkamers (35298) door de Tweede Kamer stond geagendeerd voor deze week. Het wetsvoorstel is ingediend op 4 oktober 2019. Behandeling door de Tweede Kamer was eerder al gepland in april en september van dit jaar en was daarna doorgeschoven naar november 2021. Het blijkt dat er weer gekozen is voor uitstel van de behandeling.
Navraag bij de Commissie Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer leert dat het uitstel te maken heeft met de drukke vergaderagenda van de Tweede Kamer. De diverse debatten over corona nemen tijd in beslag. Ook de verbouwing en tijdelijke huisvesting van de Tweede Kamer werkte belemmerend. Het uitstel heeft geen inhoudelijke achtergrond en ook de demissionaire status van het Kabinet speelt geen rol in het uitstel. Als het goed is vindt de behandeling nu plaats in de week van 10 januari 2022.
Coronabeleid Dordrecht | 10 nov 2021
De rekenkamercommissie van Dordrecht besloot in 2020 onderzoek te doen naar de effecten van de coronacrisis voor de gemeente Dordrecht. Met dit onderzoek wilde de rekenkamercommissie Dordrecht inzicht geven in de sturing door de gemeente op de sociaal-economische impact in 2020. Daarnaast wilde de rekenkamercommissie met dit onderzoek inzicht geven in de impact van de coronacrisis op de gemeentefinanciën, de financiële positie van de gemeentelijke organisatie, subsidieontvangers en verbonden partijen in 2020.
Bevindingen
1. Sturing op sociaal-economische en maatschappelijke impact
Uit het onderzoek komt naar voren dat de gemeente in haar aanpak van de coronacrisis oog had voor de korte termijn en voor het herstel op de lange termijn. De gemeente had in haar crisisaanpak echter geen middellangetermijnstrategie. De voornaamste rol van de gemeente was het uitvoeren van Rijksmaatregelen en maatregelen van de veiligheidsregio. Daarin speelde de gemeente een proactieve rol. In vergelijking tot de financiële ondersteuning van het Rijk, was het bereik van de steun door de gemeente klein.
De besluiten en afwegingen die het college en de gemeenteraad in de coronacrisis (2020) hebben genomen waren integraal. Deze besluiten waren erop gericht om de brede impact (sociaal economisch, volksgezondheid, maatschappelijk en financieel) van de coronacrisis op Dordrecht te beperken.
Uit het onderzoek wordt duidelijk dat de invloed van de gemeenteraad, zeker in de beginperiode van de crisis, beperkt was. Het democratische proces is wel doorgegaan, maar de raad had beperkte mogelijkheden tot bijsturing. Dit kwam ook door de belangrijke rol die de Veiligheidsregio speelde in de crisisbesluitvorming, waardoor de mogelijkheden van de raad beperkt werden. Tot slot is de raad door het college en de burgemeester tijdig en volledig geïnformeerd over de crisis.
2. Financiële effecten
Het onderzoek laat zien dat het college op systematische wijze de financiële gevolgen en mogelijke interventies inventariseerde. Het instellen van een expertisegroep zorgde er bovendien voor dat het college mogelijke maatregelen met een financiële impact integraal kon bekijken.
Bij de aan de gemeente gelieerde partijen die voor dit onderzoek zijn gesproken, zitten de zorgen vooral in de toekomst: het is nog onduidelijk in hoeverre er lange termijngevolgen zullen zijn.
De effecten op de gemeentefinanciën in 2020 zijn beperkt doordat de gemeente Dordrecht compensatie vanuit het Rijk heeft ontvangen, een doordat de gemeente activiteiten door heeft geschoven naar 2021.
Aandachtspunt voor de gemeente en haar financiën zijn het monitoren van de risico’s bij de gemeente en verbonden partijen en (subsidie) partners. Een anders aandachtspunt zijn de risico’s bij de gemeente als het gaat om de verantwoording en rechtmatigheid rondom de rijksmaatregelen (met name de Tozo).
Doorwerking
Op een nog nader te bepalen datum wordt het rapport in de raad/een raadscommissie besproken. In deze vergadering zal de raad besluiten over de conclusies en aanbevelingen.
Opdrachtgever: Rekenkamercommissie Dordrecht
Onderzoekers: Martijn Mussche, Rubin ten Broeke, Frank Galesloot en Steffie Loenen
Oplevering rapport: oktober 2021
Voorwaarden voor een goed functionerende rekenkamer | 16 sept 2021
De lokale rekenkamer is een nuttig instrument voor gemeenten. De rekenkamer doet onafhankelijk onderzoek naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Daarmee draagt de lokale rekenkamer bij aan de kaderstellende en controlerende taken van de raad en daardoor aan een beter (lokaal) bestuur. In een eerder blog was al te lezen dat het van belang is dat slapende rekenkamers door gemeenten worden gewekt. In deze blog van Rubin ten Broeke lees je meer over de voorwaarden voor een goed functionerende lokale rekenkamer.
Voorwaarde 1: voldoende onderzoeksbudget
Sommige lokale rekenkamercommissies beschikken over een (zeer) beperkt onderzoeksbudget. Daardoor kunnen deze rekenkamers geen of weinig onderzoek uitvoeren. Ook bestaat het gevaar dat deze rekenkamercommissies slapend worden. Er bestaat een informele norm van €1 per inwoner voor het budget van rekenkamers (€1,24 gecorrigeerd voor indexatie). Deze norm is echter gedateerd: deze komt uit 2004 en is nooit bijgesteld. Voor het bepalen van het onderzoeksbudget van rekenkamers door de raad zouden volgens de Werkgroep lokale rekenkamers ook de omvang van de gemeentebegroting en de wensen van de raad over het aantal onderzoeken en het type onderzoeken moeten meespelen.
Voorwaarde 2: goed samenspel tussen rekenkamer en raad
De lokale rekenkamer is in 2004 in het leven geroepen als hulptroep en instrument van de raad om het beleid van de gemeente op een onafhankelijke manier te onderzoeken. Daarmee draagt zij bij aan een beter bestuur. Uit onderzoek blijkt dat een goede, professionele relatie tussen raad en rekenkamer ervoor zorgt dat de raad zijn taken beter kan uitvoeren. In deze professionele relatie is het van belang dat de betrokkenheid van de raad bij de rekenkamer is geborgd. Dit kan bijvoorbeeld door het inrichten van een klankbordgroep van raadsleden of door als rekenkamer regelmatig overleg te houden met de raad, onder andere door het organiseren van een inloopspreekuur.
Voorwaarde 3: de rekenkamer als onafhankelijk orgaan
De wetgever heeft altijd voor ogen gehad dat de rekenkamercommissie zou opereren als onafhankelijk orgaan. Een uitdaging in het samenspel tussen raad en rekenkamer is het vinden van balans tussen afstand (onafhankelijkheid) en nabijheid (als rekenkamer aansluiten bij wensen en behoeften van de raad). Zoals Martijn Mussche eerder in zijn blog schreef kan deze onafhankelijkheid van de rekenkamer in het geding komen wanneer raadsleden lid zijn van een rekenkamercommissie (of rekenkamerfunctie). Een zuivere scheiding tussen gemeenteraad en rekenkamer is daarom nodig om potentiële conflicten tussen raad en rekenkamer te vermijden, en ervoor te zorgen dat de rekenkamer als onafhankelijk orgaan kan opereren.
Integraal Veiligheidsplan Meierijstad | 10 sept 2021
Op 5 juli 2018 is het Integraal Veiligheidsplan Meierijstad (IVP) 2019-2022 vastgesteld. Het IVP heeft als doel de veiligheid voor inwoners van Meierijstad te waarborgen. Omdat de gemeente Meierijstad bij de start van het onderzoek ongeveer halverwege de beleidsperiode was, besloot de rekenkamercommissie Meierijstad om het IVP tussentijds te evalueren. In dit onderzoek is ingezoomd op het thema ‘verbinding zorg en veiligheid’. De rekenkamercommissie heeft voor dit thema gekozen omdat hierbij de rol van de gemeente het grootst is.
Hoofdconclusie onderzoek
De gemeente Meierijstad is vooruitstrevend en ambitieus in hetgeen zij wil bereiken op het vlak van integrale veiligheid. Dit blijkt onder meer uit de brede scope van het Integraal Veiligheidsplan Meierijstad (IVP) 2019-2022, dat op vier strategische thema’s een groot aantal activiteiten bevat. Binnen het specifiek onderzochte strategisch thema Verbinding zorg en veiligheid gaat het om 42 activiteiten verdeeld over vier subthema’s. Verder komt uit het onderzoek naar voren dat de gemeente voortvarend optrekt in de samenwerking met partners. De gemeente trekt de regierol naar zich toe en neemt graag het voortouw.
Er is ook een keerzijde aan deze vooruitstrevendheid en ambitie. Het college heeft er niet voor gekozen om doelen in termen van resultaten of beoogde maatschappelijke effecten te formuleren. Ten aanzien van de voorgenomen activiteiten is duidelijk dat het college (en de ambtelijke organisatie) de lat hoog legt. Niet alle activiteiten kunnen door het college worden opgepakt, maar tegelijkertijd worden er (door het college) ook geen duidelijke keuzes gemaakt. Verder kunnen op onderdelen de samenwerkingsafspraken nog wat beter.
Video’s met bevindingen onderzoek
Voor dit onderzoek zijn drie video’s gemaakt waarin de belangrijkste bevindingen van het onderzoek worden uitgelicht. Naast de bevindingen van het onderzoek komen in de video’s ook een aantal belangrijke stakeholders aan het woord: bijvoorbeeld de wijkagent, een wijk-GGD’er, een beleidsmedewerker jeugdbeleid en een jongerenwerker. Benieuwd naar deze video’s? Bekijk ze hieronder!
Doorwerking
Het college van Meierijstad heeft in haar bestuurlijke reactie op het onderzoeksrapport aangegeven de algemene conclusie van het onderzoek te onderschrijven. Ook neemt zij de deelconclusies en aanbevelingen ter harte. In een van de aanbevelingen kon zij zich niet vinden.
Gedurende een beeldvormende avond met de raad op 9 september 2021 zijn de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek besproken met de raad. Ook is de eerste van de bovenstaande video’s getoond.
Meerdere raadsleden gaven tijdens de beeldvormende avond aan de video’s te waarderen. Ook waren ze zeer benieuwd of de inwoners van Meierijstad deze zouden bekijken. Uit de opmerkingen en vragen van de raad bleek dat de raad zich kon vinden in de conclusies van de rekenkamercommissie. In de komende oordeelsvormende vergadering besluit de raad of hij de aanbevelingen overneemt en het college opdraagt deze uit te voeren.
Opdrachtgever: Rekenkamercommissie Meierijstad
Onderzoekers: Martijn Mussche, Shauni Drost en Collin Hoogeveen (Bureau Alpha)
Oplevering rapport: September 2021
Onafhankelijke rekenkamer of amendement? | 25 aug 2021
Onafhankelijke rekenkamers
Het kabinet streeft met de aankomende Wet versterking decentrale rekenkamers naar onafhankelijke rekenkamers in alle Nederlandse gemeenten. Martijn Mussche licht toe waarom dat een goede zaak is.
Raadsbehandeling van een rekenkamerrapport
Laatst gebeurde het weer. Een raadscommissie besprak een rekenkamerrapport. De voorzitter van de raadscommissie liet achtereenvolgens diverse raadsleden aan het woord en er ontspon zich een mooi inhoudelijk debat. Toen een bepaald raadslid aan bod kwam, toonde deze zich even wat ongemakkelijk. Hij gaf aan tevens rekenkamercommissielid te zijn en had om die reden tot dan toe “op zijn handen gezeten” in het debat. Hij wilde als medeverantwoordelijke voor het rekenkameronderzoek eigenlijk op de achtergrond blijven, maar tegelijk ook zijn visie geven en reageren op de inbreng van de andere raadsleden. En zo ging het ook. Hij zette zijn pet als rekenkamercommissielid af en zette zijn pet als raadslid op. Het was een kort moment van ongemak, waarna het debat ‘’gewoon’’ weer verder ging.
Wat er zich in die situatie voordeed, was een kleine frictie tussen twee rollen: die van rekenkamercommissielid en die van raadslid. Het zijn rollen die niet hoeven te conflicteren, zoals in bovengenoemd voorbeeld, maar die wel kunnen conflicteren. Door een zuivere scheiding aan te brengen tussen gemeenteraad en rekenkamer kan dit potentiële conflict worden vermeden. De rekenkamer is dan echt onafhankelijk en kan zich vanuit die onafhankelijke positie onbezwaard kritisch uitlaten over zowel college als raad. Een dergelijke kritische houding is lastig als raadsleden invulling geven aan de rekenkamerfunctie. Het openbaar bestuur is gebaat bij een onafhankelijke en kritische blik. Een blik die niet gekleurd of belemmerd wordt door politieke-bestuurlijke overwegingen. Het is dan ook een goede zaak dat de rekenkamerfunctie verdwijnt en dat elke gemeente een onafhankelijke rekenkamer krijgt.
Van rekenkamerfunctie naar onafhankelijke rekenkamer
Ongeveer twintig jaar geleden zorgde een amendement voor de vreemde constructie van de rekenkamerfunctie. Hierdoor konden raadsleden lid zijn van een rekenkamercommissie. Nu, bijna twintig jaar later, doet het kabinet met de Wet versterking decentrale rekenkamers een nieuwe poging om de rekenkamer als onafhankelijk orgaan in te richten. In eerste instantie had het kabinet voor ogen dat raadsleden als adviseur onderdeel konden uitmaken van een rekenkamer. Naar aanleiding van opmerkingen van de Raad van State schrapte het kabinet deze mogelijkheid uit het uiteindelijke wetsvoorstel. Het kabinet vindt het belangrijk dat de rekenkamer institutioneel wordt versterkt en de onafhankelijkheid vergroot. Dat betekent dat raadsleden geen plek krijgen in de nieuwe rekenkamers.
Gooit een amendement nu weer roet in het eten?
Net als twintig jaar geleden is er echter sprake van een amendement dat roet in het eten dreigt te gooien. Het amendement Van der Molen stelt dat, met uitzondering van de voorzitter, de helft van de rekenkamerleden tevens raadslid mag zijn. Kortom, alles blijft grofweg bij het oude en ook het vage concept van ‘rekenkamerfunctie’ blijft met dit amendement bestaan. Dat komt de onafhankelijke positie en daarmee de statuur van een rekenkamer niet ten goede. Waar een wetsvoorstel veelal diep doordacht is, aangepast op basis van een uitgebreide consultatie, gecheckt door de Raad van State en uitgewerkt in een memorie van toelichting, geldt dat niet voor een amendement. Een amendement dat, zoals de ervaring leert, zo maar kan worden aangenomen, ook al is het echt geen verbetering. Benieuwd hoe dit verder gaat. Als het goed is, weten we na de behandeling in de Tweede Kamer op 27 september 2021 meer.
Slapende rekenkamers: een weg naar activering? | 12 aug 2021
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ziet een rekenkamer als ‘slapend’ wanneer er (bijna) geen onderzoek wordt gedaan, het budget (zo goed als) nul is, er geen rekenkamerleden zijn benoemd of bij een combinatie van deze factoren. Het percentage gemeenten met een actieve rekenkamer ligt al jaren rond de 90 procent en ook het aantal gemeenten zonder een rekenkamer of met een slapende rekenkamer lijkt vrij stabiel te blijven. Volgens de meest recente cijfers waren er in 2019 32 gemeenten zonder een actieve rekenkamer, en 323 met een actieve rekenkamer. De gemeenten met slapende rekenkamers voldoen formeel aan de wet, maar materieel niet. [1] Bovendien is het niet hebben van een actieve rekenkamer zonde voor de betreffende gemeenten: rekenkamers dragen met hun onderzoek immers bij aan versterking van het openbaar bestuur. In dit blog licht Rubin ten Broeke toe hoe het ervoor staat met slapende rekenkamers, en wat mogelijke oplossingen zouden kunnen zijn.
Hoe ‘ontstaat’ een slapende rekenkamer?
Uit onderzoek komen meerdere redenen naar voren voor slapende rekenkamers. Deze redenen zijn door de jaren heen ongeveer gelijk gebleven:
• De raad hecht geen waarde aan een rekenkamer;
• De gemeente is te klein voor het instellen van een effectieve rekenkamer;
• De samenwerking tussen gemeenten is niet goed bevallen;
• Door herindeling moet de rekenkamer een nieuwe start maken.
Tot slot is een gebrekkig budget van de gemeenteraad voor rekenkamers een verklaring voor slapende rekenkamers. Door een gebrekkig budget kunnen rekenkamers geen (of weinig) onderzoek verrichten. Bij een gebrekkig budget ontstaat ook het gevaar dat de gemeenteraad het werk van de rekenkamer minder relevant vindt omdat de rekenkamer maar weinig onderzoek doet. Daarom kan de raad besluiten om nog minder onderzoeksbudget aan de desbetreffende rekenkamer beschikbaar te stellen.
Wet versterking decentrale rekenkamers
Op dit moment ligt er een wetsvoorstel in de Tweede Kamer om de rekenkamerfunctie af te schaffen en de (onderzoeks)bevoegdheden van lokale rekenkamers uit te breiden. Een van de redenen waarom de regering het wetsvoorstel heeft ingediend, is omdat het een impuls zou kunnen geven om slapende rekenkamers te activeren. Zo geven sommige gemeenten in een rapport van de Werkgroep Lokale rekenkamers aan dat zij, met het wetsvoorstel in het vooruitzicht, bezig zijn met een traject om hun rekenkamer te activeren. Andere gemeenten met een slapende rekenkamer geven aan het wetsvoorstel af te wachten alvorens zij beginnen met activering.
Er waren ook kritische geluiden op het wetsvoorstel. Zo is de VNG van mening dat het wetsvoorstel een ‘paardenmiddel’ is en steunt deze daarom niet. De VNG meent dat de wetswijziging zich richt op de ‘uitzonderingen’ (de slapende rekenkamers) maar dat ook de goed functionerende rekenkamers in negatieve zin worden geraakt. Zo moeten ook actieve rekenkamers (mede) bestaande uit raadsleden (rekenkamerfuncties) aanpassingen maken in hun samenstelling. Raadsleden mogen, als het wetsvoorstel door de Tweede Kamer komt, alleen nog als adviseurs deelnemen aan rekenkamers en niet meer als lid. Het verbeteren van de cultuur en kwaliteit van (inactieve) rekenkamers is volgens de VNG niet op te lossen met een structuurwijziging zoals de wetswijziging.
Andere wegen naar activering
De Werkgroep Lokale rekenkamers is door het ministerie van Binnenlandse Zaken in het leven geroepen om rekenkamers te versterken. In een rapport uit 2019 geeft de werkgroep een aantal zinvolle aanbevelingen aan het ministerie van Binnenlandse Zaken om rekenkamers (verder) te versterken. Een aantal van deze aanbevelingen richt zich specifiek op het activeren van slapende rekenkamers:
1. Rol burgemeesters. De werkgroep beveelt aan om ‘de druk bij notoir slapende rekenkamers te vergroten om wakker te worden via de burgemeesters’. De burgemeesters zouden volgens de werkgroep (samen met de griffier) een belangrijke verantwoordelijkheid moeten krijgen om het onderwerp activering van slapende rekenkamers te agenderen.
2. Ondersteuning lokale rekenkamers van (zeer) kleine gemeenten. De randvoorwaarden om rekenkamers goed te laten functioneren in deze gemeenten zijn volgens de werkgroep vaak niet optimaal. De rekenkamers in deze gemeenten zijn daarom op zoek naar een vorm en werkwijze die goed past bij de lokale context waarin de rekenkamer opereert. Volgens de werkgroep zou een gezamenlijke rekenkamer voor deze gemeenten een oplossing kunnen zijn.
3. Tijdelijke ondersteuning door ervaren rekenkameronderzoekers. Deze onderzoekers kunnen gemeenten helpen die in een traject zitten van het activeren van hun rekenkamer. De onderzoekers kunnen onder meer helpen om eenmalig een onderzoek te doen, bij wijze van ‘voorbeeld en inspiratie’.
Op 28 september 2021 staat een plenair debat in de Tweede Kamer gepland over de Wet versterking decentrale rekenkamers. Als de wet wordt aangenomen, moet deze nog door de Eerste Kamer worden behandeld. Of de wet zal leiden tot minder slapende rekenkamers zullen we dus nog moeten afwachten. In de tussentijd kunnen gemeenten, gemeenteraden en burgemeesters al wel aan de slag met bovengenoemde aanbevelingen om hun slapende rekenkamers wakker te maken.
[1] Slapende rekenkamers voldoen formeel aan de wet omdat zij door de raad zijn ingesteld. Materieel voldoen deze rekenkamers niet aan de wet omdat er geen (of minimaal) budget is voor onderzoek.