Berichten getagd ‘Rekenkamercommissie’
Privacy en informatieveiligheid sociaal domein Rijswijk | 30 maart 2022
In opdracht van de rekenkamer Rijswijk heeft Unravelling onderzoek uitgevoerd naar privacy en informatieveiligheid in het sociaal domein van de gemeente.
De hoofdvraag van het onderzoek was:
In hoeverre is de privacy van inwoners en de beveiliging van persoonsgegevens in het sociaal domein van de gemeente Rijswijk gewaarborgd?
Achtergrond
Binnen gemeenten wordt veel gewerkt met persoonsgegevens van inwoners, medewerkers en partners. Ook is het thema relevant vanwege nieuwe technologische ontwikkelingen en omdat overheden steeds digitaler worden. Inwoners moeten erop kunnen vertrouwen dat de gemeente zorgvuldig met hun gegevens omgaat. Zeker binnen het sociaal domein werken gemeenten veel met (vaak gevoelige) persoonsgegevens. Daarom besloot de rekenkamer van Rijswijk onderzoek uit te voeren naar dit onderwerp.
Conclusies
Het beleid van de gemeente voor privacy en informatieveiligheid in het sociaal domein is op grote lijnen op orde. Wel zijn er op verschillende onderdelen van het beleid verbeteringen mogelijk, zoals bij het concretiseren van de normen van de Algemene Verordening Gegevens (AVG) en de meldingsbereidheid van datalekken. Ook kan de raad een actievere rol innemen voor privacy en informatieveiligheid.
Kortweg kwamen we tot de volgende conclusies:
1. Privacybeleid en AVG
Het privacybeleid van de gemeente is in lijn met de AVG. Er zijn wel verbeterpunten omdat de gemeente de normen uit de AVG heeft herhaald en niet verder heeft geconcretiseerd, dit is niet in lijn met hetgeen de Autoriteit Persoonsgegevens verwacht. De privacyprocessen van de gemeente zijn op hoofdlijnen ook in orde, maar kunnen tevens op een aantal punten worden verbeterd (o.a. loggingsbeleid en navolgbaarheid autorisaties).
2. Beheer van datalekken
De gemeente heeft haar beheer van datalekken op orde en houdt hiervan een register bij. De meldingsbereidheid is wel een aandachtspunt: de gemeente meldt vrijwel geen van de constateerde datalekken bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Ook kan de gemeente nog meer werken aan het bewustzijn van medewerkers. Concreet kan het lijnmanagement nieuwe medewerkers beter wijzen op de beschikbaarheid en het nut van opleidingen en trainingen op het vlak van privacy.
3. Informatie op de gemeentelijke website
De gemeentelijke website bevat voldoende informatie over privacy voor inwoners, de rechten van betrokkenen en het melden van datalekken.
4. Transparantie van consulenten naar burgers
Consulenten zijn transparant in het informeren van burgers over waar zij hun gegevens voor gebruiken. Een (juridisch) risico is dat het Jeugdteam uitsluitend werkt met mondelinge toestemming.
5. Inzicht in risico’s
De gemeente heeft inzicht in de risico’s op het gebied van informatiebeveiliging (o.a. wachtwoordvereisten en tweefactorauthenticatie). Een verbeterpunt voor de gemeente zit in het (vergroten van) het bewustzijn over de noodzaak en vanzelfsprekendheid van acties om risico’s zoveel mogelijk te beperken.
6. Rol van de raad
De raad speelt een beperkte rol bij het privacy- en informatiebeveiligingsbeleid. De raad is wel betrokken geweest bij de ontwikkeling van het informatiebeleidsplan, maar slechts in beperkte mate. Het borgen van privacy- en informatieveiligheid wordt gezien als een bedrijfsvoeringskwestie. Het college kan de borging beter organiseren en de raad meer meenemen in het onderwerp; de raad kan anderzijds ook een actievere rol spelen in het toezien op de borging door het college.
Doorwerking
Op 25 januari 2022 kregen raadsleden in het Forum Samenleving een toelichting op het rapport van de rekenkamer en konden zij vragen stellen. Tijdens de raadsvergadering van 8 februari 2022 besloot de gemeenteraad de conclusies en aanbevelingen uit het rapport over te nemen.
Opdrachtgever: Rekenkamer Rijswijk
Onderzoekers: Martijn Mussche en Shauni Drost
Oplevering rapport: november 2021
Blogserie wettelijke taken gemeentelijke rekenkamers: doelmatigheid | 16 maart 2022
In deze blogserie gaan we in op de wettelijke taak van gemeentelijke rekenkamers. De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur (art. 182 Gemeentewet). In de vorige blog schreef Miriam Dorigo over onderzoek naar de doeltreffendheid van beleid. In deze tweede blog schrijft Rubin ten Broeke meer over het doen van onderzoek naar doelmatigheid van beleid. Wat houdt doelmatigheid precies in, en hoe ziet het doen van onderzoek naar doelmatigheid van beleid eruit?
Doelmatigheid van gemeentelijk beleid
In rekenkamerrapporten is er relatief minder aandacht voor doelmatigheid dan voor doeltreffendheid. Uit onderzoek blijkt dat in 61% van de 982 geanalyseerde rekenkamerrapporten wordt verwezen naar doeltreffendheid en in 31% van de rapporten naar doelmatigheid. Genoeg reden om onderzoek naar doelmatigheid in deze blog aandacht te geven.
Lokale rekenkamers hebben een belangrijke taak in het ondersteunen van de gemeenteraad in hun kaderstellende en controlerende taak. Het onderzoeken van de doelmatigheid van het gemeentebestuur is een van de kerntaken van de lokale rekenkamer. Een doelmatig beleid betekent dat de bijbehorende (beleids-)doelen met een zo beperkt mogelijke inzet van menskracht en/of middelen worden bereikt. Als beleid doelmatig is, wil dat dus zeggen dat de uitvoering van dit beleid efficiënt is. Daarin verschilt doelmatigheid dus van doeltreffendheid. Bij doeltreffendheid gaat het om de effectiviteit van beleid, bij doelmatigheid om efficiëntie.
Wanneer het beleid doeltreffend is, hoeft dat niet te betekenen dat het beleid óók doelmatig is. Een (fictief) voorbeeld hiervan is een gemeente dat als beleidsdoel heeft om het aantal inwoners met schulden terug te dringen. In haar beleid omschrijft de gemeente dat zij dit wil bereiken door het oprichten van een loket voor inwoners met schulden. Bij het loket kunnen inwoners bijvoorbeeld terecht voor ondersteuning bij het aanvragen van lokale toeslagen, hulp bij administratie en een schuldenmaatje. Het loket blijkt erg goed te werken: een groot deel van de inwoners dat zich meldt bij het loket komt hierdoor uit de schulden. Het beleid van de gemeente is in die zin doeltreffend. Het loket blijkt echter zeer kostbaar en kost de gemeente aanzienlijk meer dan voorzien. Ook in vergelijking met andere gemeenten kost het loket veel middelen. Het beleid is daarmee weinig efficiënt, en niet doelmatig.
Uitvoering doelmatigheidsonderzoek
Maar hoe geven wij uitvoering aan onderzoek naar het thema ‘doelmatigheid’ in onze rekenkameronderzoeken? Zoals Miriam Dorigo in haar blog over doeltreffendheid al aangaf, is het belangrijk om in rekenkameronderzoek te beginnen met het normenkader. Daarin staan de normen waaraan het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt getoetst. Bij rekenkameronderzoeken waarin we doelmatigheid meenemen, beschrijven we dus normen aan de hand waarvan we het beleid beoordelen op de doelmatigheid. We formuleren deze normen, waar mogelijk, SMART.
Terug naar het hiervoor genoemde voorbeeld van het schuldenloket. Een bijpassende norm zou dan kunnen zijn: ‘De gemeente geeft niet meer uit dan begroot voor de aanpak van schulden (het loket)’ en ‘De kosten van de aanpak van schulden zijn vergelijkbaar met andere gemeenten’.
Door middel van documentstudie en interviews met betrokken personen onderzoeken we in hoeverre de gemeente aan die normen voldoet. Als hieruit blijkt dat de gemeente aan de normen voldoet, kan geconcludeerd worden dat het beleid doelmatig is.
Doelmatigheidsonderzoek: een efficiënt beleid?
Door het uitvoeren van doelmatigheidsonderzoek zorgen we ervoor dat de gemeenteraad zicht krijgt op de gemaakte kosten van de uitvoering van beleid. Het onderzoeken van doelmatigheid is nuttig omdat het antwoord geeft op de vragen wat een bepaald beleid ‘kost’, in hoeverre het beleid efficiënt is en hoe de gemeente haar middelen (nog) beter kan besteden. Rekenkameronderzoek waarin we de doelmatigheid van beleid meenemen, biedt de raad daarmee handvatten om te sturen op de efficiëntie van beleid.
Meer weten over het doen van onderzoek naar doelmatigheid van beleid? Neem dan contact op met Rubin ten Broeke.
Coronabeleid Delft | 3 maart 2022
In opdracht van de Delftse rekenkamer heeft Unravelling onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de coronacrisis op het beleid van de gemeente en de lokale gemeenschap (tot mei 2021). Naast documentstudie en het afnemen van interviews met betrokkenen vanuit de gemeente heeft Unravelling ook gesproken met onder andere horecaondernemers, een studentenvereniging en het lokale theater. Daarnaast zijn straatinterviews uitgevoerd in Delft. Voor dit onderzoek is ook een filmpje gemaakt. Deze is hier te vinden.
Hoofdconclusie
Burgemeester, college en ambtelijke organisatie zijn in een relatief kort tijdsbestek aan de slag gegaan met een onderling afgestemde crisisaanpak. Daarbij hebben zij actief contact gelegd met de Delftse inwoners en organisaties en geluisterd naar hun zorgen en wensen. Ook hebben de burgemeester en het college de noodzakelijke besluiten genomen om op lokaal niveau de economische en maatschappelijke effecten van de coronacrisis te beperken. Zo trof de gemeente Delft financiële steunmaatregelen zoals huurkwijtschelding, het niet opleggen van reclamebelasting en het versoepelen van regels
en voorwaarden over bijvoorbeeld terrassen en verstrekte subsidies.
Bevindingen
1. Besluiten en maatregelen
Het college en de raad hebben besluiten genomen om ondernemers en organisaties te ondersteunen. De in het onderzoek geraadpleegde ondernemers en organisaties geven aan dat dat in voldoende mate heeft plaatsgevonden. Bij afwegingen door de gemeente speelde het dilemma dat zij enerzijds ondernemers en organisaties de vrijheid wilde geven om ‘reguliere’ activiteiten (o.a. evenementen) doorgang te laten vinden, maar anderzijds bezoekersstromen in de stad wilde beperken.
De democratische besluitvorming verliep moeizamer (o.a. door de veranderingen met digitaal vergaderen), maar is ten tijde van de crisis wel doorgegaan. De burgemeester en het college hebben de raad in crisistijd tijdig en voldoende geïnformeerd.
2. Financiële effecten
De impact van de coronacrisis is ook in Delft groot, maar de continuïteit van Delftse organisaties is tijdens de crisis niet in gevaar gekomen. Ook op de lange termijn lijken de financieel-economische effecten beperkt. De toerismesector is wel een aandachtsgebied vanwege vele onzekerheden.
Het Rijk heeft door financiële ondersteuning aan Delftse organisaties en inwoners gezorgd voor continuïteit en bestaanszekerheid. De coronacrisis is een bovengemeentelijke crisis, die vooral door bovengemeentelijke maatregelen zoals NOW, Tozo en TVL, is aangepakt.
3. Maatschappelijke effecten
De coronacrisis heeft impact gehad op de Delftse maatschappij en heeft maatschappelijke problemen zoals tweedeling en eenzaamheid vergroot. Ook zijn door de coronacrisis leerachterstanden en achterstanden in sociale vaardigheden en burgerschapskennis bij kinderen en jongeren aandachtspunten. Verder heeft de coronacrisis de mentale gezondheid verminderd van studenten en groepen met een lagere sociaaleconomische status.
4.Leerpunten
Het college had aandacht voor de lange termijn, maar heeft geen strategisch langetermijnperspectief ontwikkeld voor de raad en inwoners. Doordat de crisis steeds langer duurde was hier wel behoefte aan. Bij eventuele volgende crises zou het college daarom gemaakte scenario’s met raad en inwoners kunnen delen en deze omzetten in een strategisch langetermijnperspectief.
Bij toezicht en handhaving door de gemeente was er soms sprake van tegengestelde belangen en effecten bij noodzakelijke maatregelen. De gemeente had daarover in haar communicatie duidelijker kunnen zijn richting ondernemers, inwoners en de handhavers zelf.
Tot slot heeft de coronacrisis ervoor gezorgd dat de gemeente zowel bestuurlijk als ambtelijk een grote digitaliseringsslag heeft gemaakt. College en raad wordt aanbevolen de positieve effecten van digitalisering te behouden en deze te borgen in werkprocessen. Met betrekking tot het democratische proces wordt aanbevolen om zoveel mogelijk met fysieke ontmoetingen te werken om zo ook contact te houden met burgers die drempels ervaren voor digitaal contact.
Doorwerking
Op 13 januari 2022 zijn raadsleden in de commissie Economie, Financiën en Bestuur met een presentatie geïnformeerd over het rapport en konden zij hier vragen over stellen. Tijdens de raadsvergadering van 3 februari 2022 heeft de gemeenteraad besloten de conclusies en aanbevelingen uit het rapport over te nemen.
Opdrachtgever: Delftse Rekenkamer
Onderzoekers: Martijn Mussche, Steffie Loenen en Rubin ten Broeke
Oplevering rapport: november 2021
Blogserie wettelijke taken gemeentelijke rekenkamers: doeltreffendheid | 23 feb 2022
In deze blogserie gaan we in op de wettelijke taken van gemeentelijke rekenkamers. In deze eerste blog door Miriam Dorigo lees je meer over het doen van onderzoek naar doeltreffendheid van beleid, een van de wettelijke taken van gemeentelijke rekenkamers. Wat houdt doeltreffendheid in, en hoe ziet het doen van onderzoek naar doeltreffendheid van beleid eruit?
De wettelijke taak van de rekenkamer: doeltreffendheid
Sinds 2006 moet iedere gemeente een rekenkamer of rekenkamerfunctie hebben. Dit versterkt het dualisme in de gemeentelijke politiek. Het dualisme bij de lokale overheid is ingevoerd naar voorbeeld van de landelijke overheid en maakt dat ieders rollen en verantwoordelijkheden afgescheiden en duidelijk zijn. Het college van B&W bestuurt en de gemeenteraad controleert en stelt kaders. Door onafhankelijk onderzoek te doen naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het gemeentelijk beleid geeft de rekenkamer de raad handvatten om deze taken beter uit te voeren. De rekenkamer levert informatie en inzichten waarmee de raad het college kan controleren en kaders kan stellen.
In deze miniserie bespreken we wat de termen doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid inhouden en hoe Unravelling daar onderzoek naar doet. Onderzoek naar de doeltreffendheid, ofwel effectiviteit van het beleid, is de basis van rekenkameronderzoek. Beleid moet immers eerst bestaan en effectief zijn, voordat het zinvol is om na te gaan of het ook doelmatig of rechtmatig is.
Doeltreffendheid van gemeentelijk beleid
Doeltreffendheid of effectiviteit gaat over de mate waarin een in het beleid gesteld doel behaald wordt. Onderzoek naar doeltreffendheid bestaat uit een aantal stappen. De eerste stap is nagaan of er überhaupt beleid is en of daarin doelen worden gesteld. Helaas zien wij in de praktijk dat dit vaak niet het geval is. Ook kan het beleid verouderd zijn en daarom niet meer aansluiten bij de praktijk. Ten tweede moet worden vastgesteld of de doelen zodanig geformuleerd zijn dat ze haalbaar zijn. Anders gezegd; de doelen moeten SMART zijn, anders kunnen ze nooit behaald worden. SMART staat voor Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. Ten derde gaan we na of de uitvoering aansluit bij het beleid en de daarin gestelde doelen. Ten slotte onderzoeken we de resultaten van het beleid en of die overeenkomen met de beleidsdoelen. Met andere woorden: of de doelen behaald worden.
Uitvoering van onderzoek naar doeltreffendheid
Een belangrijk onderdeel voordat het eigenlijke onderzoek begint, is het normenkader. Daarin staan de normen waaraan het beleid wordt getoetst om te bepalen of er sprake is van doeltreffendheid. Wij formuleren deze normen waar mogelijk SMART. Het normenkader geeft richting aan het onderzoek doordat het formuleert wat er onder doeltreffend beleid verstaan wordt in de context van het onderwerp van onderzoek en de betreffende gemeente. Alleen als de normen SMART-geformuleerd zijn, kunnen wij vaststellen of ze behaald worden, en dus vaststellen of het beleid doeltreffend is. Het normenkader zorgt er kortom voor dat het onderzoek neutraal en navolgbaar is.
Bij een onderzoek naar de doeltreffendheid van beleid raadplegen wij altijd een aantal bronnen. Ten eerste voeren we een documentstudie uit. Het beleid zelf is vastgesteld in één of meer documenten, waarin vaak de achterliggende visie van het beleid uiteen wordt gezet. Ook horen bij de documentstudie documenten over de uitvoering van het beleid.
Naast de documentstudie loont het om een aantal interviews te plannen. Het verantwoordelijke collegelid kan een toelichting geven op hetgeen er in de documenten is gevonden, met name wat betreft de achterliggende visie en de doelen. Ook gesprekken met betrokken ambtenaren, zowel in beleid als uitvoering, voegen veel waarde toe aan dit type onderzoek. Zo kunnen we vaststellen of zij bekend zijn met het beleid en de doelen en hoe zij in de uitvoering borgen dat de doelen daadwerkelijk worden bereikt. Uit zowel de documentstudie als de interviews kan blijken of de uitvoering aansluit bij het beleid en de doelen. Door deze aanpak, met het gebruik van diverse onderzoeksbronnen, ontstaat een genuanceerd beeld van de situatie in een gemeente.
Naast deze vaste onderdelen bestaan er een aantal optionele stappen die onderdeel kunnen zijn van het onderzoek. Zo kan gesproken worden met raadsleden, met de gemeentesecretaris of de griffier, naar gelang het onderwerp van het onderzoek en de precieze onderzoeksvragen. Ook is het mogelijk om inwoners of organisaties te spreken die te maken hebben met (de uitvoering van) het beleid. Een voorbeeld: bij onderzoek naar de doeltreffendheid van subsidiebeleid gaat het dan over de subsidie-ontvangende organisaties. In het geval van beleid op het gebied van mobiliteit of afval kan een enquête onder inwoners van de gemeente een goede aanvulling zijn. Deze en andere aanvullende stappen hangen af van het thema en de precieze onderzoeksvragen.
Onderzoek leidt tot beter beleid
Door middel van een samenhangend onderzoek lukt het om het beleid en de uitvoering aan het normenkader te toetsen. Daardoor kunnen de onderzoeksvragen beantwoord worden en kan beoordeeld worden of het beleid doeltreffend is. Dit levert voor het college en de raad conclusies en aanbevelingen op waarmee zij stappen kunnen zetten voor beter beleid.
Rekenkamers selecteren veelal onderzoeksthema’s waarvan ze vermoeden dat de doeltreffendheid niet goed is. Daardoor wordt er niet altijd onderzoek naar doelmatigheid of rechtmatigheid gedaan. Desondanks is ook dit onderzoek van groot belang. Hierover schrijven we meer in de komende weken.
Meer weten over het doen van onderzoek naar doeltreffendheid van beleid? Neem dan contact op met Miriam Dorigo.
Banenafspraak en social return Zoetermeer | 27 jan 2022
In opdracht van de rekenkamercommissie Zoetermeer heeft Unravelling onderzoek uitgevoerd om inzicht te geven in de invulling van de gemeente aan de Wet banenafspraak en Social Return On Investment (hierna: social return).
De hoofdvraag van het onderzoek was:
Op welke wijze geeft de gemeente Zoetermeer invulling aan de Wet banenafspraak en aan social return en wat zijn de resultaten daarvan?
Achtergrond
Op 1 mei 2015 trad de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (Wet banenafspraak) in werking. Deze wet zorgde er onder meer voor dat gemeenten verplicht werden om banen te creëren voor mensen met een arbeidsbeperking, zo ook in de gemeente Zoetermeer.
SROI is een methode die wordt gebruikt om het sociaal rendement van een organisatie uit te rekenen. Het onderwerp social return komt in de gemeente Zoetermeer naar voren in de aanbestedingstrajecten voor diensten en werken: inschrijvers zijn verplicht een bepaald percentage van de aanneemsom aan social return op te nemen.
Dit rekenkameronderzoek was erop gericht na te gaan hoe het ervoor staat met de realisatie van de banenafspraak en social return in Zoetermeer. Hiervoor zijn interviews uitgevoerd met betrokkenen uit de gemeente en het Werkgeversservicepunt. Ook is gesproken met jobcoaches en mensen uit de banenafspraak.
Bevindingen
Beleid
Zoetermeer heeft beleid gericht op mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De gemeente Zoetermeer zet vooral in op mensen met een hoog ‘escalatierisico’ omdat hiermee maatschappelijke kosten worden beperkt. De banenafspraak komt echter niet expliciet terug in het beleid.
Het beleid voor social return is helder geformuleerd en is opgenomen in het inkoop- en aanbestedingsbeleid. Ook de doelstellingen zijn helder en duidelijk geoperationaliseerd.
Organisatie en uitvoering
Het college van Zoetermeer besteedde vanaf 2019 meer aandacht aan de invulling van de banenafspraak door de gemeente als overheidswerkgever. Sommige afdelingen van de gemeente slagen er, in de rol van overheidswerkgever, nog niet goed in om mensen uit de banenafspraak te plaatsen. Dit heeft te maken met aannames, vooroordelen en een gebrek aan kennis over mensen uit de doelgroep.
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van social return is belegd bij de afdeling inkoop en bij het team social return. Deze gedeelde verantwoordelijkheid leidt tot onduidelijkheid, bijvoorbeeld over de monitoring. Over de uitvoering van social return zijjn betrokkenen over het algemeen tevreden.
Resultaten en doelbereiking
De uitvoering van de Wet banenafspraak was niet doeltreffend omdat de kwantitatieve resultaten voor de Wet banenafspraak tussen 2018 en 2020 niet in overeenstemming waren met de gehanteerde doelen. Het beleid was, in 2019 en 2020, wel doelmatig omdat het college met beperkte middelen het aantal te realiseren banen uit het quotum bijna behaalde.
Doordat de registratie van social return beperkt is, ontbreekt zicht op de resultaten van social return. Daardoor is niet vast te stellen in hoeverre het social returnbeleid doeltreffend en doelmatig is.
Sturing en controle
Er zijn geen duidelijke afspraken tussen college en raad over de betrokkenheid van de gemeenteraad bij de banenafspraak en social return. Ook brengt het college de raad onvoldoende in positie om toezicht te houden en te controleren.
Doorwerking
Het college laat in haar reactie weten de conclusies en aanbevelingen ter harte te nemen.
Op 13 december 2021 is het rapport in de raad besproken door de Commissie Samenleving. De rekenkamercommissie heeft ook een aanzet gedaan tot een raadsvoorstel voor het overnemen van de aanbevelingen in het rapport door college en raad. De gemeenteraad heeft dit raadsvoorstel geamendeerd, en tijdens de raadsvergadering van 20 december 2021 aangenomen.
Opdrachtgever: Rekenkamercommissie Zoetermeer
Onderzoekers: Martijn Mussche, Miriam Dorigo en Rubin ten Broeke
Oplevering rapport: december 2021
Armoedebeleid Woerden | 15 dec 2021
In opdracht van de rekenkamercommissie Woerden heeft Unravelling onderzoek uitgevoerd om inzicht te geven in de uitvoering en het resultaat van het armoedebeleid in Woerden tot en met 2020.
De hoofdvraag van het onderzoek was:
Wordt het armoedebeleid van de gemeente Woerden uitgevoerd zoals vastgelegd in het plan van aanpak, zo niet, welke wijzigingen hebben plaatsgevonden en wat is eind 2020 het resultaat?
Achtergrond
Woerden is een relatief welvarende gemeente. Desondanks is ook in Woerden sprake van armoede. Een schatting leert dat het gaat om ongeveer 760 huishoudens die in de gemeente in armoede leven. Op 22 juni 2017 stelde de gemeenteraad van Woerden het nieuwe armoedebeleid vast en op 16 januari 2018 nam de raad kennis van het daaruit voortvloeiende plan ‘Samen Vooruit’. Samen Vooruit bestond uit coachende begeleiding, een maatwerkfonds en het oplossen van overige hiaten.
Bevindingen
Het rekenkameronderzoek laat zien dat Samen Vooruit niet succesvol is geweest: met coachende begeleiding bereikte de gemeente minder mensen dan beoogd. Ook werd het maatwerkfonds weinig gebruikt door professionals van de gemeente.
Koerswijziging
Naar aanleiding van de tegenvallende resultaten van Samen Vooruit besloot het college op 17 maart 2020 een koerswijziging in te zetten. Het college zette Samen Vooruit om naar vroegsignalering. De koerswijziging liep vooruit op de wijziging in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) van 1 januari 2021. Met deze wet wordt het voor gemeenten verplicht en makkelijker gemaakt om gegevens met schuldeisers (woningcorporaties, zorgverzekeraars en nutsbedrijven) uit te wisselen.
Doeltreffendheid en doelmatigheid
De doeltreffendheid van het armoedebeleid tot en met 2020 is onduidelijk doordat maatschappelijke effecten en beoogde resultaten niet (voldoende) concreet zijn gemaakt in het beleid van de gemeente. Het armoedebeleid tot en met 2020 was niet doelmatig omdat er geen balans was in het resultaat en de inzet van de financiële middelen. Daarnaast is er binnen de gemeente winst te behalen als het gaat om de toegankelijkheid en bekendheid van voorzieningen voor inwoners in armoede.
Armoedenetwerk gemeente
Tot slot komt uit het onderzoek naar voren dat de gemeente beschikt over een uitgebreid netwerk van interne en externe uitvoeringspartners: de Voedselbank, Stichting Leergeld, WoerdenWijzer, Kwadraad en Ferm Werk. Over het algemeen zijn de uitvoerders tevreden over de kwaliteit en inzet van het armoedenetwerk. De gemeente kan wel meer inzetten op haar regiefunctie.
Doorwerking
Het college laat in haar reactie weten de conclusies en aanbevelingen ter harte te nemen.
Op 9 november 2021 zijn raadsleden met een informatiesessie geïnformeerd over het rapport. De rekenkamercommissie heeft ook een aanzet gedaan tot een raadsvoorstel. Met dit raadsvoorstel wilde de rekenkamercommissie de gemeenteraad handvatten en input geven voor de toekomstige ontwikkeling van het gemeentelijk armoedebeleid. De gemeenteraad heeft dit raadsvoorstel tijdens de raadsvergadering van 25 november 2021 aangenomen.
Opdrachtgever: Rekenkamercommissie Woerden
Onderzoekers: Martijn Mussche, Rubin ten Broeke en Steffie Loenen
Oplevering rapport: oktober 2021
Onderzoek effecten corona Delft: film met resultaten | 30 nov 2021
Voor het rekenkameronderzoek naar de effecten van de coronacrisis voor de gemeente Delft heeft Unravelling een filmpje gemaakt waarin de belangrijkste onderzoeksresultaten naar voren komen. Daarnaast laten we inwoners en lokale ondernemers aan het woord.
Een ondernemer zei bijvoorbeeld: ”We hebben een winkel en een lunchroom. De winkel hebben we open kunnen houden, en daar zijn we brood gaan maken. […] Tot onze verrassing kwamen mensen dat ook nog allemaal halen.”
Een van de inwoners zei: ”Ik heb geprobeerd om thuis te sporten. Dat ging in de eerste golf redelijk goed, maar bij de tweede lockdown ging de motivatie naar beneden.”
Bekijk het filmpje hieronder!
Uitstel behandeling Wet versterking decentrale rekenkamers | 15 nov 2021
De Tweede Kamer heeft de behandeling van het wetsvoorstel uitgesteld
De plenaire behandeling van het wetsvoorstel Versterking decentrale rekenkamers (35298) door de Tweede Kamer stond geagendeerd voor deze week. Het wetsvoorstel is ingediend op 4 oktober 2019. Behandeling door de Tweede Kamer was eerder al gepland in april en september van dit jaar en was daarna doorgeschoven naar november 2021. Het blijkt dat er weer gekozen is voor uitstel van de behandeling.
Navraag bij de Commissie Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer leert dat het uitstel te maken heeft met de drukke vergaderagenda van de Tweede Kamer. De diverse debatten over corona nemen tijd in beslag. Ook de verbouwing en tijdelijke huisvesting van de Tweede Kamer werkte belemmerend. Het uitstel heeft geen inhoudelijke achtergrond en ook de demissionaire status van het Kabinet speelt geen rol in het uitstel. Als het goed is vindt de behandeling nu plaats in de week van 10 januari 2022.
Coronabeleid Dordrecht | 10 nov 2021
De rekenkamercommissie van Dordrecht besloot in 2020 onderzoek te doen naar de effecten van de coronacrisis voor de gemeente Dordrecht. Met dit onderzoek wilde de rekenkamercommissie Dordrecht inzicht geven in de sturing door de gemeente op de sociaal-economische impact in 2020. Daarnaast wilde de rekenkamercommissie met dit onderzoek inzicht geven in de impact van de coronacrisis op de gemeentefinanciën, de financiële positie van de gemeentelijke organisatie, subsidieontvangers en verbonden partijen in 2020.
Bevindingen
1. Sturing op sociaal-economische en maatschappelijke impact
Uit het onderzoek komt naar voren dat de gemeente in haar aanpak van de coronacrisis oog had voor de korte termijn en voor het herstel op de lange termijn. De gemeente had in haar crisisaanpak echter geen middellangetermijnstrategie. De voornaamste rol van de gemeente was het uitvoeren van Rijksmaatregelen en maatregelen van de veiligheidsregio. Daarin speelde de gemeente een proactieve rol. In vergelijking tot de financiële ondersteuning van het Rijk, was het bereik van de steun door de gemeente klein.
De besluiten en afwegingen die het college en de gemeenteraad in de coronacrisis (2020) hebben genomen waren integraal. Deze besluiten waren erop gericht om de brede impact (sociaal economisch, volksgezondheid, maatschappelijk en financieel) van de coronacrisis op Dordrecht te beperken.
Uit het onderzoek wordt duidelijk dat de invloed van de gemeenteraad, zeker in de beginperiode van de crisis, beperkt was. Het democratische proces is wel doorgegaan, maar de raad had beperkte mogelijkheden tot bijsturing. Dit kwam ook door de belangrijke rol die de Veiligheidsregio speelde in de crisisbesluitvorming, waardoor de mogelijkheden van de raad beperkt werden. Tot slot is de raad door het college en de burgemeester tijdig en volledig geïnformeerd over de crisis.
2. Financiële effecten
Het onderzoek laat zien dat het college op systematische wijze de financiële gevolgen en mogelijke interventies inventariseerde. Het instellen van een expertisegroep zorgde er bovendien voor dat het college mogelijke maatregelen met een financiële impact integraal kon bekijken.
Bij de aan de gemeente gelieerde partijen die voor dit onderzoek zijn gesproken, zitten de zorgen vooral in de toekomst: het is nog onduidelijk in hoeverre er lange termijngevolgen zullen zijn.
De effecten op de gemeentefinanciën in 2020 zijn beperkt doordat de gemeente Dordrecht compensatie vanuit het Rijk heeft ontvangen, een doordat de gemeente activiteiten door heeft geschoven naar 2021.
Aandachtspunt voor de gemeente en haar financiën zijn het monitoren van de risico’s bij de gemeente en verbonden partijen en (subsidie) partners. Een anders aandachtspunt zijn de risico’s bij de gemeente als het gaat om de verantwoording en rechtmatigheid rondom de rijksmaatregelen (met name de Tozo).
Doorwerking
Op een nog nader te bepalen datum wordt het rapport in de raad/een raadscommissie besproken. In deze vergadering zal de raad besluiten over de conclusies en aanbevelingen.
Opdrachtgever: Rekenkamercommissie Dordrecht
Onderzoekers: Martijn Mussche, Rubin ten Broeke, Frank Galesloot en Steffie Loenen
Oplevering rapport: oktober 2021
Voorwaarden voor een goed functionerende rekenkamer | 16 sept 2021
De lokale rekenkamer is een nuttig instrument voor gemeenten. De rekenkamer doet onafhankelijk onderzoek naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Daarmee draagt de lokale rekenkamer bij aan de kaderstellende en controlerende taken van de raad en daardoor aan een beter (lokaal) bestuur. In een eerder blog was al te lezen dat het van belang is dat slapende rekenkamers door gemeenten worden gewekt. In deze blog van Rubin ten Broeke lees je meer over de voorwaarden voor een goed functionerende lokale rekenkamer.
Voorwaarde 1: voldoende onderzoeksbudget
Sommige lokale rekenkamercommissies beschikken over een (zeer) beperkt onderzoeksbudget. Daardoor kunnen deze rekenkamers geen of weinig onderzoek uitvoeren. Ook bestaat het gevaar dat deze rekenkamercommissies slapend worden. Er bestaat een informele norm van €1 per inwoner voor het budget van rekenkamers (€1,24 gecorrigeerd voor indexatie). Deze norm is echter gedateerd: deze komt uit 2004 en is nooit bijgesteld. Voor het bepalen van het onderzoeksbudget van rekenkamers door de raad zouden volgens de Werkgroep lokale rekenkamers ook de omvang van de gemeentebegroting en de wensen van de raad over het aantal onderzoeken en het type onderzoeken moeten meespelen.
Voorwaarde 2: goed samenspel tussen rekenkamer en raad
De lokale rekenkamer is in 2004 in het leven geroepen als hulptroep en instrument van de raad om het beleid van de gemeente op een onafhankelijke manier te onderzoeken. Daarmee draagt zij bij aan een beter bestuur. Uit onderzoek blijkt dat een goede, professionele relatie tussen raad en rekenkamer ervoor zorgt dat de raad zijn taken beter kan uitvoeren. In deze professionele relatie is het van belang dat de betrokkenheid van de raad bij de rekenkamer is geborgd. Dit kan bijvoorbeeld door het inrichten van een klankbordgroep van raadsleden of door als rekenkamer regelmatig overleg te houden met de raad, onder andere door het organiseren van een inloopspreekuur.
Voorwaarde 3: de rekenkamer als onafhankelijk orgaan
De wetgever heeft altijd voor ogen gehad dat de rekenkamercommissie zou opereren als onafhankelijk orgaan. Een uitdaging in het samenspel tussen raad en rekenkamer is het vinden van balans tussen afstand (onafhankelijkheid) en nabijheid (als rekenkamer aansluiten bij wensen en behoeften van de raad). Zoals Martijn Mussche eerder in zijn blog schreef kan deze onafhankelijkheid van de rekenkamer in het geding komen wanneer raadsleden lid zijn van een rekenkamercommissie (of rekenkamerfunctie). Een zuivere scheiding tussen gemeenteraad en rekenkamer is daarom nodig om potentiële conflicten tussen raad en rekenkamer te vermijden, en ervoor te zorgen dat de rekenkamer als onafhankelijk orgaan kan opereren.