Berichten getagd ‘Rekenkamer’

Huisvesting van statushouders | 23 november 2022

De huisvesting van statushouders is een actueel thema waarin gemeenten een belangrijke rol spelen. Gemeenten hebben als taak van het Rijk om statushouders te huisvesten. Dat blijkt vanwege het landelijke woningkort lastig. Wat houdt deze taakstelling in, en wat zijn de resultaten voor wat betreft de huisvesting van statushouders door gemeenten? En wat is de rol van gemeenteraden, en is dit een onderwerp voor rekenkameronderzoek?

 In deze blog van collega Rubin lees je er meer over.

Overzicht woonunits asielcomplex Ter Apel. Bron afbeelding: www.flickr.com

Huisvesting van statushouders

De opvang van asielzoekers is overbelast. In de opvanglocaties van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) zitten veel mensen die na een screening door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een verblijfsvergunning hebben gekregen, de zogeheten statushouders. In november 2022 gaat het om ongeveer 17.300 statushouders.

Het is van belang dat deze statushouders zo snel mogelijk doorstromen naar een woning en deel gaan uitmaken van de Nederlandse samenleving. Niet alleen omdat statushouders het recht op een woning hebben en om de integratie van statushouders te bevorderen, maar ook omdat de opvangplekken hard nodig zijn voor asielzoekers die (nog) geen verblijfsvergunning hebben gekregen. De opvangcapaciteit van de COA-opvanglocaties staat namelijk onder grote druk: denk bijvoorbeeld aan de tientallen asielzoekers die de afgelopen maanden op stoelen in de wachtruimte van het opvanglocatie in Ter Apel moesten slapen.

Het lange wachten op een woning heeft een grote impact op statushouders. Doordat statushouders lange tijd in de vaak overvolle opvanglocaties verblijven, lopen zij -net als andere vluchtelingen- risico’s op fysieke en geestelijke schade door de slechte omstandigheden op de locaties. Statushouders kunnen kort gezegd niet met hun leven in Nederland beginnen, ondanks dat zij door de IND zijn gescreend en het recht hebben op een woning.

Resultaatsverplichting gemeenten

Gemeenten hebben vanuit de Huisvestingswet 2014, artikel 28 de resultaatsverplichting om statushouders passende woonruimte aan te bieden. Het artikel luidt: ‘Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de voorziening in de huisvesting van vergunninghouders in de gemeente overeenkomstig de voor de gemeente geldende taakstelling.’ Het is daarmee een wettelijk vastgelegde verantwoordelijkheid van gemeenten om voldoende statushouders te huisvesten.

Daarbij is de halfjaarlijkse taakstelling die het Rijk de gemeenten oplegt voor de huisvesting van maatgevend. Concreet heeft het Rijk gemeenten (en provincies) gevraagd om in de eerste helft van 2022 minstens 10.000 statushouders van huisvesting te voorzien, en in tweede helft van 2022 minstens 13.500 statushouders.

Realiseren van de taakstelling

In de eerste helft van 2022 hebben gemeenten de huisvesting voor ongeveer 11.900 statushouders gerealiseerd. Echter, nog steeds had iets meer dan de helft van alle gemeenten (54%) – 187 gemeenten – een achterstand uit voorgaande periodes. Er was op 1 juli 2022 een achterstand van 1.833 statushouders.

De voorlopige resultaten van gemeenten in de tweede helft van 2022 laten zien dat gemeenten ongeveer 7.700 statushouders hebben gehuisvest in de maanden augustus, september en oktober 2022. Dat wil zeggen dat gemeenten -gemiddeld genomen- op koers liggen om 13.500 statushouders te huisvesten in de tweede helft van 2022. Ook hier de kanttekening dat gemeenten nog steeds te maken hebben met achterstanden uit voorgaande periodes.

Huisvesting statushouders: een onderwerp voor rekenkameronderzoek?

Gemeenteraden dienen toe te zien op de uitvoering van de taakstelling door het college van burgemeester en wethouders. De gemeenteraad kan vanwege deze controlerende taak worden gezien als een eerste toezichthouder op de realisatie van de huisvesting van statushouders. De actualiteit van het onderwerp en de belangrijke rol die gemeenteraden hierin spelen (of zou moeten spelen), waren reden voor Unravelling om hier een rekenkameronderzoek naar uit te willen voeren. We waren benieuwd naar de rol die de gemeenteraden in gemeenten speelden, en naar mogelijke knelpunten en verbeterpunten.

Om de interesse voor het uitvoeren van dit onderzoek onder rekenkamercommissies te peilen, benaderden we de rekenkamercommissies in Gelderland en Overijssel met een onderzoeksvoorstel. Dit heeft -ondanks dat meerdere rekenkamercommissies het onderwerp interessant en relevant vonden- om meerdere redenen niet geleid tot een concreet uit te voeren rekenkameronderzoek. Genoemde redenen waren bijvoorbeeld dat het onderwerp politiek (te) gevoelig ligt of dat de betreffende gemeente al goed bezig was met het realiseren van huisvesting voor statushouders. Ook hadden enkele rekenkamercommissies al (deels) onderzoek gedaan naar de huisvesting van statushouders, bijvoorbeeld in een onderzoek naar het woonbeleid. Wel zijn er een aantal bevindingen uit ons vooronderzoek gekomen die we hieronder bespreken.

Bevindingen uit vooronderzoek

Een eerste bevinding die volgt uit onze analyse van het realiseren van de taakstelling door gemeenten, is dat de cijfers laten zien dat gemeenten (los van de eerder opgelopen achterstanden) gemiddeld genomen op koers liggen om de taakstelling van eind 2022 te behalen. De verschillen tussen gemeenten zijn aanzienlijk, waarbij sommige gemeenten voorlopen in de realisatie van de taakstelling en andere fors achterblijven.

Een tweede bevinding is dat uit de gesprekken die we hebben gevoerd met rekenkamercommissies het signaal naar voren komt dat gemeenteraden in de praktijk een beperkte sturende rol hebben voor wat betreft het realiseren van de taakstellingen. Een rekenkamercommissie zei bijvoorbeeld over de rol van de gemeenteraad bij het (realiseren van) de taakstellingen: ‘Naar onze mening heeft de gemeentepolitiek wel toezicht, maar heel weinig sturing hierop’.

Een derde bevinding is dat slechts enkele rekenkamers onderzoek hebben gedaan naar dit onderwerp. En in rekenkameronderzoeken naar woonbeleid krijgt de huisvesting van statushouders weinig of geen aandacht.

Tot slot

Door de toenemende instroom van asielzoekers in 2022 en 2023 is het van groot belang dat de uitstroom asielzoekers uit COA-locaties op peil blijft. De taakstelling voor de eerste helft van 2023 wordt dan ook fors hoger: het Rijk verwacht dan van gemeenten dat zij 21.200 statushouders huisvesten, het hoogste aantal sinds 2014. Het blijft daarom een onderwerp waar gemeenten een actieve rol in spelen. Het verdient aanbeveling dat ook gemeenteraden een actieve rol spelen als controleur, en erop toezien dat colleges zich voldoende inzetten om statushouders te (blijven) huisvesten.


Deze blog is geschreven door Rubin ten Broeke. Meer weten over de huisvesting van statushouders en het realiseren van de taakstelling? Neem dan contact op met hem of met Martijn Mussche.

Wetsvoorstel Versterking decentrale rekenkamers als hamerstuk afgedaan | 28 september 2022

Eerder schreven we al over het wetsvoorstel Versterking decentrale rekenkamers dat op 4 oktober 2019 werd ingediend. We hebben weer een update: afgelopen dinsdag, op 27 september 2022, werd het wetsvoorstel door de Eerste Kamer als hamerstuk afgedaan. Het besluit met de precieze datum van inwerkingtreding volgt nog, maar de aankomende wijzigingen zullen naar verwachting snel in werking treden (afgezien van de overgangstermijn van een jaar). Daarom zetten we hieronder de belangrijkste wijzigingen op een rij.

Belangrijkste wijzigingen

Hieronder de vier belangrijkste wijzigingen van het wetsvoorstel Versterking decentrale rekenkamers.

1. Het instellen van een onafhankelijke rekenkamer wordt verplicht

Het doel is dat niet- of nauwelijks functionerende rekenkamers tot het verleden gaan behoren.

2. De rekenkamerfunctie verdwijnt

Dit betekent in de praktijk dat raadsleden dan geen onderdeel meer kunnen zijn van de rekenkamer.

3. De bevoegdheden van de rekenkamer worden uitgebreid:

  • Zo kan de onderzoeksbevoegdheid zich ook uitstrekken tot privaatrechtelijke rechtspersonen waarmee de gemeente contracten sluit. Rekenkameronderzoek kan op dit punt bijdragen aan de grip van gemeenteraden op de financiën van onder meer het sociaal domein;
  • Ook wordt de onderzoeksbevoegdheid uitgebreid ten aanzien van privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan een gemeente een subsidie, garantie en/of lening heeft verstrekt. Zodoende kunnen rekenkamers elke garantie, lening en/of subsidie voor risico of rekening van de gemeente onderzoeken. De eis dat ten minste 50% van de baten van de rechtspersoon voor rekening of risico van een gemeente moet zijn, komt te vervallen. Dit sluit aan bij de bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer;
  • Voorts voorziet het wetsvoorstel in aanscherping van de bestaande regeling voor de onderzoeksbevoegdheden bij samenwerking tussen bestuurslagen in privaatrechtelijke rechtspersonen. De aanscherping betekent dat ook onderzoek kan worden gedaan als deelnemende gemeenten, provincies en de Staat een gezamenlijk meerderheidsbelang in een rechtspersoon hebben, zonder dat een van de deelnemers een belang van meer dan 50% heeft.

4. Tot slot wordt er in art. 185 van de Gemeentewet een verduidelijking doorgevoerd van de regels over de wijze waarop rekenkamers bij de vaststelling van hun rapportages omgaan met openbaarheid en vertrouwelijkheid van gegevens:

  • Zo kunnen rekenkamers mededelingen, die gegevens en bevindingen bevatten die naar hun aard vertrouwelijk zijn, verstrekken aan de raad, zoals dat  ook voor de Algemene Rekenkamer is geregeld;
  • Voorts wordt de bestuurlijke hoor- en wederhoorprocedure expliciet geregeld, waardoor de rekenkamer gehouden is om voorafgaand aan de vaststelling en openbaarmaking van rapporten een reactie op de bevindingen en voorlopige conclusies te vragen aan het orgaan dat onderzocht is;
  • Tot slot wordt toegevoegd dat de rekenkamer ook een afschrift van het rapport aan andere overheidslagen – dan de raad en het college – zal toezenden, indien tevens onderzoek is gedaan bij naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarin deze overheidslagen deelnemen en gezamenlijk een meerderheidsbelang hebben. [1]

Wat valt op?

Opvallend is dat het instellen van een onafhankelijke en actieve rekenkamer verplicht wordt, maar de wettelijke normstelling – zoals neergelegd in art. 81j eerste lid – met betrekking tot de beschikbare middelen die de gemeenteraad aan de rekenkamer ter beschikking stelt, onveranderd blijft. Ondanks dat de regering van mening is dat ‘zware’ bezuinigingen op de rekenkamerfunctie door de versterkte positie van de rekenkamer tot het verleden zullen gaan behoren, is het goed denkbaar dat de gemeenteraad (te) weinig budget beschikbaar stelt. Het door de VNG, NVRR en Vereniging van Griffiers gevraagde normbudget gaat er (om verscheidene redenen) niet komen, maar de regering zegt wel toe om, in overleg met genoemde organisaties, te bezien hoe aan de bestaande wettelijke normstelling verder handen en voeten kan worden geboden.

Wat betekenen deze wijzigingen voor rekenkamers?

Rekenkamerwerk is een essentieel onderdeel van het stelsel van checks and balances binnen het gemeentebestuur en een belangrijk hulpmiddel van de raad voor het uitvoeren van zijn controlerende taak. Daarbij komt dat de taken van gemeenten en de daarmee gemoeide uitgaven, door de decentralisaties in het sociale domein zijn toegenomen. Ook met de komst van de Omgevingswet worden de taken en middelen van gemeenten uitgebreid. Een gedegen en onafhankelijke controle door een lokale onafhankelijke rekenkamer in iedere gemeente is dan ook van groot belang. De wijzigingen zorgen voor versterking van de lokale rekenkamers, maar ook voor aanscherping en vereenvoudiging van wat de rekenkamer is en doet; wat ons betreft zijn dit dus welkome wijzigingen!


[1] Kamerstukken II 2019/20, 35298, nr. 3 (MvT).

Drie tips voor het interesseren van de raad voor de onderwerpen van rekenkameronderzoek | 14 september 2022

De lokale rekenkamer opereert onafhankelijk van de gemeenteraad en heeft derhalve de vrije hand in het selecteren van zijn onderzoeksonderwerpen. Deze onafhankelijkheid in onderwerpskeuze is een groot goed, maar kan ook leiden tot rapporten en uitkomsten waar niets mee gebeurt. De kans op doorwerking van een onderzoeksrapport wordt namelijk vergroot als niet alleen de rekenkamer, maar ook de raad zich interesseert in het uitgevoerde onderzoek. En het opwekken van deze interesse begint bij het selecteren van de juiste onderzoeksonderwerpen, op het juiste moment.

Maar hoe doet de rekenkamer dit? In deze blog van collega Laura lees je drie tips om als rekenkamer de raad voor je onderzoeksonderwerpen te interesseren.

Bron afbeelding: www.freepik.com

Tip 1: Heb een gedeeld beeld over wat aansprekend onderzoek is

De onderzoeksonderwerpen van de rekenkamer dienen aan te sluiten bij de praktijk, wensen en behoeften van de raad. De uitdaging is om evenwicht te vinden tussen deze aansluiting en de onafhankelijke positie die de rekenkamer bezit. Om een dergelijk evenwicht te vinden, kan het helpen om als rekenkamer met de raad te bespreken wat voor type onderzoek hen aanspreekt en dit mee te nemen bij het selecteren van onderzoeksonderwerpen. Een gedeeld beeld over wat aansprekend onderzoek is – wat in lang niet alle gemeenten bestaat – werkt bevorderend. Uit onderzoek blijkt namelijk dat wanneer rekenkameronderzoeken bij dit beeld aansluiten, deze door de raad als bruikbaar worden ervaren.

Tip 2: Weet wat er bij raadsleden en in de gemeente speelt

Zoals collega Rubin in een eerdere blog schreef, is een goede professionele relatie tussen de rekenkamer en de raad een voorwaarde voor het goed functioneren van de rekenkamer. Deze relatie komt ook van pas bij het selecteren van het onderzoeksonderwerp. Hierbij is het van belang dat de rekenkamer weet wat het gemeentebestuur beweegt, maar dat de rekenkamer tegelijkertijd voldoende distantie behoudt om te kunnen oordelen over het door hen gevoerde beleid. Het woord ‘evenwicht’ komt ook hier weer naar boven. De rekenkamer dient dus betrokken en bekend te zijn met wat er zich op politiek-bestuurlijk gebied in de gemeente en onder raadsleden afspeelt om zo onderzoeksonderwerpen te kunnen selecteren die bij deze realiteit aansluiten.

Het opstellen van een groslijst van onderwerpen en deze voorleggen aan raadsleden, helpt mogelijk bij dit betrokken en bekend zijn. Daarnaast kan het behulpzaam zijn om te vragen naar welke feitelijke onderbouwing en inzichten raadsleden missen in hun dagelijkse werk. Door dergelijke vragenrondes krijgt de rekenkamer een beter beeld over waar de behoeftes van de raad liggen, wat behulpzaam is bij het selecteren van de juiste onderzoeksonderwerpen op het juiste moment.

Tip 3: Stel duidelijke criteria vast voor de selectie van onderzoeksonderwerpen

De rekenkamer kan selectiecriteria vaststellen op grond waarvan hij onderwerpen voor rekenkameronderzoek selecteert. Denk hierbij aan criteria als: financieel en maatschappelijk belang; de timing van het onderzoek; mogelijke leereffecten op meerdere terreinen en de veronderstelde toegevoegde waarde van het onderzoeksonderwerp. Wanneer er duidelijkheid bestaat over het selectieproces van onderzoeksonderwerpen beschikt de rekenkamer over een toolbox om zijn keuzes te onderbouwen. Dan is het voor de raad helder waarom de rekenkamer bepaalde keuzes maakt. Op deze manier verminder je de kans op teleurstelling bij de raad, wanneer bijvoorbeeld bepaalde eerder besproken onderwerpen niet door de rekenkamer worden opgepakt. De rekenkamer kan dan op grond van de selectiecriteria uitleggen waarom hij voor een ander onderzoeksonderwerp heeft gekozen, wat mogelijke acceptatie vergemakkelijkt.

Tot slot

De effectiviteit van rekenkameronderzoek begint bij de onderwerpskeuze. Hierbij draait het voornamelijk om evenwicht tussen nabijheid en afstand. Het is aan de rekenkamer om dit evenwicht in samenspraak met de raad te vinden en zo hopelijk de raad te interesseren in de onderwerpen van rekenkameronderzoek.


Deze blog is geschreven door Laura van der Brugge. Meer weten over het interesseren van de raad in onderwerpen voor rekenkameronderzoek? Neem dan contact op met haar of met Rubin ten Broeke.

Normenkader als meetlat in rekenkameronderzoek | 31 augustus 2022

Het opstellen van een goed normenkader is een belangrijk element in rekenkameronderzoek, maar waarom? De Gemeentewet stelt op grond van artikel 182 dat een rekenkamer de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid onderzoekt van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Rekenkameronderzoek toetst of beleid aan de normen voldoet, waarbij een normenkader in het onderzoek centraal staat. Het normenkader zorgt voor sturing in de uitvoering van het onderzoek om uiteindelijk een oordeel te kunnen geven over de praktijk.

In deze blog gaat onze collega Janneke dieper in op het belang van een normenkader en hoe een dergelijk kader tot stand komt.

De functie van een normenkader

Het opstellen van een normenkader vindt plaats na het vooronderzoek en de ontwikkeling van het onderzoeksopzet. Het normenkader zorgt voor sturing omdat de andere onderdelen van het rekenkameronderzoek (bevindingen, analyse, conclusies en aanbevelingen) naadloos moeten aansluiten op het opgestelde en/of geldende normenkader. Een goed normenkader schept duidelijkheid over de normen waaraan beleid dient te voldoen en daarmee op welke aspecten het onderzoek focust, met als gevolg dat het onderzoek effectiever verloopt. De onderzoekers maken namelijk bewuste keuzes bij het opstellen van de normen over wat wel en niet belangrijk is en waar het beleid aan moet voldoen. Dit zorgt ervoor dat er afbakening plaatsvindt en helder is wat de onderzoekers onderzoeken.

Het is afhankelijk van het soort onderzoek of een normenkader van nut is. Zo is een normenkader bij een beschrijvend of verkennend onderzoek bijvoorbeeld geen gebruikelijk onderdeel van het onderzoek. Indien het gaat om een onderzoek waar gevraagd wordt om een oordeel, zoals een rekenkameronderzoek, dient een normenkader als meetlat waarlangs onderzoekers oordelen. Omdat een normenkader een uitwerking is van eisen die gesteld worden aan (doelmatig, rechtmatig en/of doeltreffend) beleid, dient een normenkader als geschikt meetlat in rekenkameronderzoek.

De totstandkoming van een normenkader

Een belangrijk deel van het opstellen van het normenkader is inzicht verschaffen in waar de normen vandaan komen. Het normenkader wordt vaak door de onderzoekers opgesteld als onderdeel van het onderzoeksproces. Unravelling stelt een normenkader op die aansluit bij de geformuleerde deelvragen van het onderzoek. Over het algemeen formuleren we bij iedere deelvraag een of meerdere normen, zodat duidelijk is wat per deelvraag wordt onderzocht. Vaak vergt dat in eerste instantie wat zoekwerk voor de onderzoekers omdat de normen niet duidelijk in het gemeentebeleid zijn geformuleerd en daaruit afgeleid kunnen worden. Ook zijn de doelen vaak niet meetbaar (SMART) geformuleerd. De onderzoekers dienen daarom in andere stukken op zoek te gaan naar (bruikbare) normen.

Een normenkader voor rekenkameronderzoek komt normaliter tot stand door het bestuderen van wet- en regelgeving, beleidsdocumenten, wetenschappelijke vakliteratuur of door professionele inzichten. Indien normen niet kunnen worden afgeleid uit voorgenoemde bronnen kunnen normen worden opgesteld aan de hand van jurisprudentie, criteria uit een wetenschappelijke of een beleidsmatige theorie, of als dat laatste niet helder geformuleerd is, door het reconstrueren van een beleidstheorie. Van belang is dat het normenkader actueel is en, in het geval van nieuwe wet- en regelgeving, daarop aangepast wordt.

Betrekken ambtelijke organisatie

Voor het in kaart brengen van de zwakke punten in het normenkader, kan het zinvol zijn om de ambtelijke organisatie te betrekken bij het opstellen van het normenkader. Dat kan bijvoorbeeld door te spreken met vakspecialisten, ambtenaren, college- en/of raadsleden. Ten eerste krijgen de onderzoekers op deze manier informatie over het onderzoeksonderwerp. In het begin van het onderzoek ontstaat dan al meer duidelijkheid over de eventuele zwaktes binnen het beleid, zoals knelpunten in de uitvoering van het beleid in de praktijk of kennisverschillen. Dit helpt bij het bepalen van de richting van het onderzoek en zorgt ervoor dat het normenkader wordt verbeterd.

Ten tweede kan het spreken van betrokkenen uit de ambtelijke organisatie (meer) draagvlak voor het onderzoek creëren. Uiteindelijk is het doel van de onderzoekers dat het onderzoek niet in de la beland, maar leidt tot verbetering van het beleid. Om dit te bereiken is het  van belang  dat de conclusies en aanbevelingen van het rekenkameronderzoek door de ambtelijke organisatie worden herkend en geaccepteerd.

Tot slot stelt het betrekken van de ambtelijke organisatie de betrokkenen in de gelegenheid om (kritische) kanttekeningen te plaatsen bij het onderzoek. Dat geeft de onderzoekers een beeld van waar gevoeligheden liggen en waar mogelijk tijdens of na het onderzoek (nog meer) vragen en/of opmerkingen over kunnen komen. Aanvullend is dit nuttige informatie voor de onderzoekers om in hun achterhoofd te houden om hierop in te kunnen gaan bij het formuleren van bevindingen, analyses en aanbevelingen om meer draagvlak te creëren.  

Een goed normenkader loont

Kortom, het normenkader in rekenkameronderzoek zorgt voor sturing en fungeert als een meetlat. Aan de hand van het normenkader kan het beleid effectief worden getoetst. Dit voorkomt dat het onderzoek onsamenhangend is en meer tijd kost dan noodzakelijk. Daarbij kan het verstandig zijn om de ambtelijke organisatie te betrekken bij de totstandkoming van het normenkader. Dat vergroot het draagvlak voor het onderzoek en verkleint de kans dat het onderzoek in de la belandt. Besteed als onderzoekers dus voldoende tijd en energie aan het opstellen van een normenkader.


Deze blog is geschreven door Janneke Wijkmans. Meer weten over het betrekken van burgers bij lokale rekenkamers? Neem dan contact op met haar of met Shauni Drost.

Onderzoek bodemdaling | 24 augustus 2022

De Randstedelijke Rekenkamer wilde inzicht krijgen in de doeltreffendheid van het provinciale beleid om bodemdaling te remmen in landelijke veenweidegebieden in Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland. Daartoe heeft de rekenkamer Unravelling gevraagd onderzoek uit te voeren.

De centrale onderzoeksvraag was als volgt:

Hoe doeltreffend is het beleid op het gebied van bodemdaling in veenweidegebieden in de provincies Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland en in hoeverre kan dit worden verbeterd?

Sloot bij het Veenweiden Innovatiecentrum (VIC) in Zegveld

Achtergrond

Bodemdaling is een fenomeen dat zich al eeuwen voordoet in Nederland. De bodemdaling in landelijke veenweidegebieden komt door veenoxidatie. Voor het bruikbaar houden van landbouwgrond, wordt het grondwaterpeil verlaagd. Daardoor komt veen in aanraking met zuurstof waardoor het verbrandt en het broeikasgas CO2 vrijkomt. Dit zorgt voor bodemdaling en vernatting van de landbouwgrond. Ten behoeve van de landbouwgrond wordt het grondwaterpeil dan verder verlaagd, wat opnieuw leidt tot veenoxidatie en bodemdaling.

Het kabinet presenteerde op 28 juni 2019 het Klimaatakkoord. Daarin is de doelstelling is opgenomen om bodemdaling tegen te gaan en daarmee minder CO2 uit te stoten in 2030 in zes veenweideprovincies waaronder Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland. Het Rijk vroeg de provincies om Regionale Veenweidestrategieën op te stellen om daarmee de aanpak van bodemdaling te versnellen.

Beschouwende notitie bodemdaling

Gedurende het onderzoek bleek dat de aanpak van de provincies Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland om bodemdaling te remmen nog in de opstartfase zat. Daarom is ervoor gekozen om een beschouwende notitie op te stellen. De notitie bevat een analyse van de opgave en de uitdagingen waar de provincies voor staan en geeft inzicht in de huidige bodemdalingsaanpak van de provincies. Kern van de notitie is dat het voor de provincies Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland lastig bleek om een operationeel beleidskader op te stellen (de Regionale Veenweidestrategie). Op basis van de gevoerde gesprekken komen er drie aspecten naar voren die daarbij een belangrijke rol spelen:

1. Draagvlak bij de agrarische sector

Betrokkenen geven aan dat het draagvlak voor het nemen van maatregelen om bodemdaling te remmen beperkt is. De economische gevolgen van het nemen van maatregelen om bodemdaling te remmen zijn groot voor individuele agrariërs.

2. Uitgangspunten en rekenregels

Er is veel onzekerheid over data en rekenregels ten aanzien van bodemdaling. Provincies zijn in overleg met het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de verschillen in uitgangsdata en rekenregels.

3. Inzicht in effectiviteit van maatregelen

Er is nog betrekkelijk weinig inzicht in een (grootschalige) inzet van maatregelen om bodemdaling en bijbehorende CO2-uitstoot te beperken. Vernatting is een bewezen effectieve maatregel, maar is nog niet op grote schaal ingezet. Ook is er weinig inzicht op eventuele ongewenste neveneffecten bij grootschalige implementatie van maatregelen.

Conclusie

Er is een reële kans dat de provincies de doelen ten aanzien van het terugdringen van de CO2-uitstoot uit het Klimaatakkoord niet gaan halen of ingrijpende maatregelen moeten nemen om deze alsnog te realiseren. Het is aan de provinciebesturen om hierop te anticiperen door middel van een operationeel beleidskader. Uit de gevoerde gesprekken blijkt dat betrokkenen binnen en buiten de provincies behoefte hebben aan duidelijkheid door de provincies in de aanpak van bodemdaling en CO2-uitstoot in veenweidegebieden.


Opdrachtgever: Randstedelijke Rekenkamer
Onderzoekers: Martijn Mussche, Jan Beldman, Miriam Dorigo en Rubin ten Broeke
Oplevering rapport: juli 2022

Doorwerkingsonderzoek De Wolden | 16 augustus 2022

De rekenkamercommissie De Wolden wilde weten wat haar rekenkamerproducten uit de periode 2015 tot en met 2020 in de praktijk hebben opgeleverd. Daartoe heeft de rekenkamercommissie De Wolden Unravelling gevraagd een zogeheten ‘doorwerkingsonderzoek’ uit te voeren.

Een doorwerkingsonderzoek houdt in dat wordt onderzocht in hoeverre de aanbevelingen die de rekenkamercommissie in haar rapporten heeft gedaan aan de gemeenteraad en het college ook zijn opgevolgd. Het periodiek (laten) uitvoeren van een doorwerkingsonderzoek is belangrijk voor een rekenkamercommissie. Niet alleen omdat dit zicht geeft op de doorwerking van de rekenkameronderzoeken, maar ook omdat de rekenkamercommissie met de uitkomsten haar eigen effectiviteit kan verbeteren. Dit doorwerkingsonderzoek richtte zich op in totaal vijf rekenkamerrapporten, variërend van inkoopbeleid tot bestuurlijke integriteit.

De centrale onderzoeksvraag van het doorwerkingsonderzoek was als volgt:

Wat is de doorwerking van de aanbevelingen van de rapporten van de rekenkamercommissie uit de periode 2015-2020 op het niveau van bereik en verandering?

Bron afbeelding: www.freepik.com

Belangrijkste conclusies

Uit het onderzoek komt duidelijk naar voren dat de rekenkamercommissie De Wolden en de gemeente een robuust proces hebben voor het creëren en opleveren van onderzoeksrapporten. Dit blijkt echter niet altijd te leiden tot bekendheid van de rapporten bij (nieuwe) raadsleden en bij medewerkers van de ambtelijke organisatie. Dit zorgt voor stagnatie van de uitvoering van aanbevelingen uit de rapporten.

De rekenkamerrapporten krijgen buiten de gemeente minder aandacht. Sommige rapporten worden door regionale media opgepakt, maar daarbuiten (NVRR, VNG of andere rekenkamers) komen de rapporten zelden of nooit aan bod.

De doorwerking van de rapporten loopt uiteen. In algemene zin worden de rapporten goed gebruikt door de gemeenteraad, het college en de ambtelijke organisatie, maar de rapporten zorgen minder vaak voor verandering in beleid. De opvolging van de aanbevelingen door het college en de gemeenteraad lopen uiteen: voor het ene rapport zijn (bijna) alle aanbevelingen opgepakt, terwijl in een ander rapport maar de helft van de aanbevelingen is opgevolgd.

Tot slot blijkt uit het onderzoek dat de rekenkamercommissie met haar rekenkamerrapporten de doelen behaalt die zij zichzelf heeft gesteld, namelijk het informeren van de gemeenteraad en het delen van leerervaringen. De leerervaringen die de rekenkamercommissie in haar rapporten deelt, vinden vaak opvolging in de ambtelijke organisatie.

Aanbevelingen

Op basis van bovenstaande bevindingen is Unravelling samen met rekenkamercommissie De Wolden tot de volgende aanbevelingen gekomen:

Aan de rekenkamercommissie zelf:

Aanbeveling 1: Zet de rapporten op de website van NVRR (de Nederlandse Vereniging van
Rekenkamers & Rekenkamercommissies). Op die manier zijn deze vindbaar voor andere rekenkamers
en kunnen ze breder worden ingezet.
Aanbeveling 2: Ga in gesprek met de ambtelijke organisatie na oplevering van een
rekenkamerrapport. Bespreek mogelijkheden om waar nodig en wenselijk het rapport intern te delen
en bespreken.
Aanbeveling 3: Werk in rapporten de aanbevelingen concreet uit en zorg voor minder ruimte voor
interpretatie. Maak duidelijk aan het college en de ambtelijke organisatie wat er van hen wordt
verwacht.
Aanbeveling 4: Bied aan om als deel van het introductieprogramma voor nieuwe raads- en
collegeleden, de rekenkamercommissie te introduceren. Neem daarbij ook de tijd om recente
rapporten en aanbevelingen te presenteren, met name als deze nog niet zijn opgevolgd.

Aan de gemeenteraad:

Aanbeveling 5: Controleer na het vaststellen van conclusies en aanbevelingen na enige tijd
(bijvoorbeeld een jaar) de voortgang van de opvolging van aanbevelingen. Verzoek het college om na
een jaar de voortgang te bespreken in uw raad.
Aanbeveling 6: Blijf de rekenkamercommissie vragen om onderzoek, zoals gedaan na het
uittredingsproces Reestmond. Wees u bewust van het feit dat de rekenkamercommissie ook lopend
beleid (en uitvoering) kan onderzoeken. Dit draagt bij aan onderzoek waar uw raad belang in stelt.

Aan het college:

Aanbeveling 7: Als het college de ambitie heeft uitgesproken om aanbevelingen op te volgen, maak
dit dan SMART. Dit draagt bij aan een kortere doorlooptijd en voorkomt het wegzakken van de
aanbevelingen. Dit helpt de ambtelijke organisatie om de aanbevelingen intern te prioriteren.
Aanbeveling 8: Zorg ervoor dat de rekenkamerrapporten in de ambtelijke organisatie besproken
worden na oplevering. Zorg dat rekenkameronderzoeken binnen de ambtelijke organisatie goed
beschikbaar zijn als naslagwerk. Zorg er daarnaast voor dat de rapporten regelmatig besproken
worden met de betrokken afdelingen en nieuwe medewerkers, zeker tot het moment dat de
aanbevelingen zijn opgevolgd.

Doorwerking

Op donderdag 28 april 2022 is het rapport in de gemeenteraad besproken. Tijdens de raadsvergadering is besloten de conclusies en aanbevelingen uit het rapport over te nemen. De rekenkamercommissie van De Wolden heeft al aan één van haar eigen aanbevelingen opvolging gegeven door haar rapporten op de website van de NVRR te zetten.


Opdrachtgever: Rekenkamercommissie De Wolden
Onderzoekers: Miriam Dorigo en Rubin ten Broeke
Oplevering rapport: 21 december 2021

Terugwinnen vertrouwen in de lokale overheid | 28 juli 2022

Het vertrouwen in de lokale overheid neemt af. Maar liefst 40 procent van de Nederlanders geeft aan weinig tot zeer weinig vertrouwen te hebben in hun gemeente. De opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen was dit jaar dan ook lager dan ooit. Dit is zorgwekkend voor de legitimiteit van het gemeentelijk bestuur. Verkiezingen zijn namelijk het belangrijkste middel om het bestuur verantwoordelijk en representatief te maken. Wat zegt het over de representativiteit van het gemeentelijk bestuur als de burger steeds minder zijn stem uitbrengt? En hoe kunnen burgers hun gemeente vertrouwen wanneer het gemeentelijk bestuur onvoldoende representatief is? Dit lijkt een neerwaartse spiraal, met steeds minder vertrouwen in de lokale overheid als gevolg. De unieke positie van de lokale rekenkamer maakt het echter mogelijk deze spiraal deels te doorbreken, om zo beetje bij beetje het vertrouwen van de burger terug te winnen.

De lokale rekenkamer en zijn controlerende taak

Lokale rekenkamers doen onderzoek naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Het doel van deze controlerende taak is het democratisch legitimeren van het bestuur, het ondersteunen van de tegenmacht en het bijdragen aan het lerende vermogen van de gemeenteraad in zijn controlerende taken. Met zijn controlerende taak kan de rekenkamer bijdragen aan het vergroten van het vertrouwen in de lokale overheid. De rekenkamer heeft immers de positie en verantwoordelijkheid om het gemeentebestuur een spiegel voor te houden. Daar waar het gemeentebestuur niet (goed) functioneert, kan de rekenkamer met zijn onderzoek concrete aanbevelingen doen aan de gemeenteraad en het college van Burgemeester en Wethouders om dit te verbeteren.

Consequent blijven is belangrijk

Het voorhouden van een spiegel werpt echter niet altijd zijn vruchten af. Zo kwam de Nijmeegse rekenkamer, in een onderzoek naar aanleiding van hun 20-jarige bestaan, tot de conclusie dat veel bevindingen, conclusies en aanbevelingen regelmatig terugkomen in zijn rapporten. De Nijmeegse rekenkamer spreekt van een aantal ‘rode draden’ in zijn aanbevelingen, met name over de wijze waarop de gemeenteraad zijn werk doet. Het oppakken van de aanbevelingen blijft echter een politieke beslissing. En of dit dan ook daadwerkelijk gebeurt, heeft onder andere met politieke timing te maken: een rapport kan op een (voor de gemeenteraad) politiek onhandig moment gepubliceerd worden of er kan bijvoorbeeld sprake zijn van wisseling in het ambtelijk apparaat, waardoor de aanwezige kennis van een rekenkamerrapport mogelijk verdwijnt.  

Echte onafhankelijkheid vereist echter dat de rekenkamer niet doet aan politieke timing. Het is daarom belangrijk dat een rekenkamer consequent blijft. Dit betekent onder meer het blijven aankaarten van bepaalde knelpunten, ook wanneer een rekenkamer, zoals de Nijmeegse rekenkamer, steeds weer tot dezelfde conclusies komt. “(…) democratie is geen consultancytraject met een begin- en eindpunt en concrete opbrengsten. Democratisch bestuur is nooit perfect en is ook nooit af. Hetzelfde geldt voor controle in een democratisch stelsel: het is een voortdurende bezigheid, het houdt nooit op”, aldus Klaartje Peters, verbonden als bijzonder hoogleraar Lokaal en regionaal bestuur aan de Universiteit van Maastricht, maar ook zelfstandig onderzoeker en publicist. Het consequent blijven controleren van het bestuur, zoals rekenkamers dat doen met hun onderzoek, is goed voor de samenleving; transparante verantwoording – ook wanneer het niet uitkomt – hoort bij goed bestuur.

De wens van de burger dient voorop te staan

Het onderzoek dat rekenkamers uitvoeren, is openbaar. Om de aandacht van de burger hiervoor te wekken, is het niet alleen belangrijk dat dit onderzoek toegankelijk en vindbaar is, maar vooral ook dat het gaat over hetgeen voor de burger van belang is.

Uit een peiling onder raadsleden blijkt dat zij zich in de toekomst meer willen richten op sociaal-maatschappelijke aspecten van beleid, ofwel op de vraag ‘hoe werkt beleid uit in de praktijk?’. Zij geven aan op dit vlak meer ondersteuning nodig te hebben. De rekenkamer besteedt, door dergelijke ondersteuning aan de raad te verlenen, ook aandacht aan hetgeen voor de burger daadwerkelijk belangrijk is, namelijk zaken die invloed hebben op het dagelijkse leven. Denk aan onderzoek dat zich richt op de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning of het woonbeleid van de gemeente.

De lokale rekenkamer heeft de belangrijke taak om het gemeentebestuur een spiegel voor te houden. Als de rekenkamer consequent blijft, maatschappelijk betrokken is, en oog heeft voor de wensen en belangen van burgers, kan hij het vertrouwen van burgers in de lokale democratie vergroten. Het is dan uiteindelijk aan de burger om bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen het rode potlood op te pakken en te stemmen.


Deze blog is geschreven door Laura van der Brugge. Meer weten over het betrekken van burgers bij lokale rekenkamers? Neem dan contact op met haar of met Rubin ten Broeke.

Doeltreffendheid woonbeleid Sluis | 13 juli 2022

Toen de rekenkamercommissie Sluis de vraag uitzette naar mogelijke onderzoeksonderwerpen, was het woonbeleid van de gemeente een veelgehoord antwoord. Vandaar ook dat de commissie dit beleid heeft geselecteerd als onderwerp voor het rekenkameronderzoek dat Unravelling in opdracht van de commissie heeft uitgevoerd. Met het onderzoek wilde de rekenkamercommissie Sluis inzichtelijk maken hoe het gesteld was met de uitvoering van het woonbeleid ‘Krachtig Verbonden’ en welke mogelijkheden de gemeente had om de doeltreffendheid hiervan te vergroten.

De centrale onderzoeksvraag luidde als volgt:

Hoe doeltreffend is het gemeentelijke woonbeleid, zijn de randvoorwaarden aanwezig om de beleidsdoelen te behalen en vervult de gemeenteraad hierin zijn kaderstellende en controlerende rol?

Het onderzoek richtte zich niet op de vraag of het gevoerde beleid inhoudelijk het juiste is geweest, maar op de vraag of het beleid de juiste effecten heeft gehad, gebaseerd op de geformuleerde doelstellingen en ambities.

Bron afbeelding: https://www.freepik.com

Bevindingen en conclusies

De gemeente Sluis heeft te maken met een veranderde bevolkingssamenstelling en dit vraagt om specifiek beleid. Er is in de gemeente sprake van vergrijzing en ontgroening. Daarnaast neemt het aantal inwoners en huishoudens af.

Uit het onderzoek is gebleken dat het college en de raad er onvoldoende in slagen om in te spelen op de veranderende bevolkingssamenstelling. De woningvoorraad is namelijk niet genoeg afgestemd op de ontwikkelingen en de veranderde woningbehoefte in de gemeente. Er is een overschot aan goedkope verouderde woningen en juist een tekort aan woningen die specifiek geschikt zijn voor (zorgbehoevende) ouderen. Er zijn dus voldoende woningen voor het aantal inwoners, maar deze sluiten kwalitatief niet aan bij de wensen van de inwoners.

Een bemoeilijkende factor is dat de raad, het college en de provincie een andere visie op de bevolkingsontwikkeling hebben. De raad wil meer nieuwbouw om krimp tegen te gaan, terwijl het college het bouwen van meer huizen niet als de oplossing voor het vraagstuk ziet. Er zijn meerdere factoren, waaronder de ligging, waarop Sluis niet goed scoort. De provincie is ook terughoudend in nieuw beleid en zet meer in op de verhoging van de kwaliteit van de woningvoorraad.                        

De discussie over krimp werkt belemmerend in de vorming van een breed gedragen ambitie binnen de raad: het kost tijd en energie en overschaduwt daarmee de kernproblemen rond de woningmarkt in Sluis. Feit is dat de behoefte aan woningen in Sluis kleiner was, dan het aantal woningen waarvan de bouw al gepland was. Daarnaast bestond er geen bewijs dat woningbouw leidt tot bevolkingsgroei.

Aanbevelingen

Op basis van de bovenstaande bevindingen is de rekenkamercommissie Sluis tot de volgende aanbevelingen gekomen:

1. Voer als raad de discussie op basis van feiten en op onderzoek gebaseerde verwachtingen en formuleer op basis daarvan de ambitie. Het is niet productief om de uitkomsten uit onderzoeken ter discussie te stellen. Het is dan ook nuttig de huidige bevolkingsgroeicijfers als gegeven te beschouwen, rekening te houden met de randvoorwaarden van de provincie en van daaruit te bezien wat er mogelijk en nodig is op de woningmarkt van Sluis.

2. Concretiseer de doelstellingen in Krachtig Verbonden in een volgende slag. Zorg dat precies duidelijk is wat de gemeente wil bereiken voor welke doelgroepen. Wanneer de raad daarover consensus bereikt, is de discussie over de instrumenten en te brengen offers ook makkelijker te voeren. Houdt bij de formulering van doelstellingen rekening met monitoring en evaluatie.

3. Betrek zowel marktpartijen als inwoners bij de ontwikkeling en uitvoering van het woonbeleid. Het is raadzaam hen daarbij te betrekken en gebruik te maken van hun kennis, (praktijk)ervaring en creativiteit. Dit is ook van belang met het oog op draagvlak.

4. Versterk de ingezette positieve dynamiek door in te zetten op een of andere kleinschalige creatieve oplossingen voor specifieke doelgroepen. Betrek daarbij in ieder geval de provincie en andere relevante partijen.

Doorwerking

In de raadsvergadering op 28 april 2022 nam de raad een amendement aan, waarmee de raad ervoor koos enkel kennis te nemen van het rekenkamerrapport. De aanbevelingen werden dus niet overgenomen. De hoofdreden daarvoor was dat de eerste aanbeveling niet aansloot bij het coalitieakkoord. Het kwam er daarmee op neer dat, in tegenstelling tot wat er in het rekenkamerrapport werd aangeraden, ‘krimp’ en ‘bevolkingsgroeicijfers’ nog steeds zaken zijn die in de raad ter discussie staan.


Opdrachtgever: Rekenkamercommissie Sluis
Onderzoekers: Martijn Mussche en Steffie Loenen
Oplevering rapport: 14 februari 2022

Betrokkenheid burgers bij lokale rekenkamers | 29 juni 2022

De betrokkenheid van burgers bij lokale rekenkamers is beperkt, zo blijkt uit een navraag van RTV Drenthe naar lokale rekenkamers in die provincie. Zo is er in de rekenkamer van Westerveld nog nooit een onderzoeksidee van burgers binnengekomen. In deze blog lees je meer over mogelijke verklaringen van deze beperkte betrokkenheid, en hoe rekenkamers burgers meer kunnen betrekken.

Bron afbeelding: https://www.freepik.com

Kloof burgers en rekenkamer

Een manier waarop lokale rekenkamers burgers kunnen betrekken is door hen de mogelijkheid te bieden om onderwerpen voor rekenkameronderzoek aan te dragen. Uit de navraag van RTV Drenthe onder lokale rekenkamers blijkt dat dit zelden gebeurt, ondanks actieve oproepen van Drentse rekenkamers aan burgers om dit te doen. ‘Er lijkt een kloof te bestaan tussen burgers en de rekenkamer’, aldus Elias de Haan, voorzitter van de rekenkamercommissie van Noordenveld. De voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Rekenkamer en Rekenkamercommissies bevestigt dit beeld in het artikel van RTV Drenthe: ‘burgers komen zelden zomaar bij rekenkamers langs.’

Verklaring

Een mogelijke verklaring voor de beperkte betrokkenheid van burgers bij rekenkamers is dat zij niet bekend zijn met lokale rekenkamers en niet (goed) weten waar de lokale rekenkamer over gaat. Dit blijkt uit onderzoek naar de mening van burgers over lokale rekenkamers. Ongeveer de helft van de respondenten in dat onderzoek geeft aan niet of nauwelijks te weten wat de lokale rekenkamer doet. In het onderzoek is gevraagd welke taak respondenten denken dat de lokale rekenkamer heeft. Daaruit blijkt dat de meeste respondenten denken dat de lokale rekenkamer gaat over een controle op de gemeentefinanciën of over het opstellen van de gemeentebegroting.

Betrekken van burgers

Een goede eerste stap om als lokale rekenkamer burgers meer te betrekken, is door duidelijk te maken aan burgers welke taken en verantwoordelijkheden de rekenkamer heeft. Wees als rekenkamer (digitaal) goed vindbaar, en zorg voor een heldere informatiepagina waarop burgers kunnen lezen over de lokale rekenkamer en over eerder onderzoek. Een actieve informatievoorziening kan ook helpen om burgers te laten weten wat de lokale rekenkamer precies doet. Denk bijvoorbeeld aan het regelmatig plaatsen van berichten op sociale media of door beschikbaar te zijn voor interviews met lokale radiostations over afgerond onderzoek.

Zodra lokale rekenkamer beter zichtbaar zijn en burgers beter weten waar de rekenkamer over gaat, heeft het ook meer zin om burgers actief te betrekken. De rekenkamer kan burgers bijvoorbeeld bevragen over onderwerpen die leven in de gemeente of hen vragen om onderzoeksideeën aan te leveren. Een goed voorbeeld hiervan is het inzetten van een burgerpanel zoals de Rekenkamer Metropool Amsterdam dat doet. Leden van dit panel ontvangen een aantal keer per jaar een online enquête over verschillende maatschappelijke onderwerpen die spelen in de gemeente. Ook bepalen panelleden jaarlijks het onderwerp van het publieksonderzoek.

Tot slot

Het heeft voor lokale rekenkamers nut om burgers meer te betrekken. Dit kan bijvoorbeeld interessante perspectieven opleveren over onderwerpen die spelen in een gemeente, of leiden tot een onderzoeksonderwerp waar de rekenkamer zelf nog niet aan had gedacht. Het is dus om diverse redenen van belang dat rekenkamers zich ervan bewust zijn dat veel burgers nog onbekend zijn met het begrip ‘lokale rekenkamer’. Een eerste stap om als rekenkamer burgers meer te betrekken, is door ervoor te zorgen dat de rekenkamer goed vindbaar is en dat burgers weten waarvoor ze bij de rekenkamer aan kunnen kloppen.


Meer weten over het betrekken van burgers bij lokale rekenkamers? Neem dan contact op met Rubin ten Broeke.

Aanbesteding zwembadexploitatie en inkoopbeleid Heerlen | 23 juni 2022

Binnen de gemeenteraad van Heerlen leefde de vraag om onderzoek te doen naar het aanbestedingsproces rondom de zwembadexploitatie in Heerlen. De Rekenkamer Heerlen heeft vanuit deze achtergrond besloten onderzoek te doen naar de genoemde casus. Daarnaast was het tijd om ook het inkoop- en aanbestedingsbeleid van de gemeente Heerlen onder de loep te nemen. Unravelling heeft uitvoering gegeven aan het onderzoek. De rekenkamer beoogde met het onderzoek concrete handvatten te bieden aan de gemeenteraad over de wenselijkheid van (bij)sturing van het inkoop- en aanbestedingsbeleid en om aanbestedingen in de toekomst te kunnen verbeteren.

De centrale onderzoeksvragen waren als volgt:

1. In hoeverre is het proces van kaderstelling, (bestuurlijke en ambtelijke) aansturing, beheersing, toezicht en verantwoording bij de aanbesteding van het risicodragend beheren, exploiteren en onderhouden van twee zwembaden te Heerlen doeltreffend, zorgvuldig en rechtmatig verlopen?

2. In hoeverre zorgt het inkoop- en aanbestedingsbeleid van de gemeente Heerlen voor borging van doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid?

Belangrijkste bevindingen en conclusies

Het rekenkameronderzoek bestond uit twee delen: de aanbesteding van de zwembadexploitatie en het inkoopbeleid in algemene zin. Onderstaand bespreken we per onderdeel de belangrijkste bevindingen en conclusies.

Casus: aanbesteding zwembadexploitatie

De aanbesteding van de zwembadexploitatie is doeltreffend en rechtmatig verlopen. Desondanks zijn er voor de gemeente Heerlen lessen te trekken uit het gehele proces.  We concluderen dat het college pas op een relatief laat moment een formeel besluit nam over de aanbesteding. Mogelijk ontstond er daardoor ruimte voor (onterechte) verwachtingen bij de toenmalige exploitant van het zwembad Otterveurdt.

Daarnaast waren er gedurende de aanbesteding een aantal complicerende factoren die voor problemen (zoals vertraging) zorgden. Zo verliep de communicatie tussen de exploitant en de gemeente stroef, wilde de toenmalige exploitant geen informatie aanleveren en bestond er een onzekere situatie met de nodige risico’s over een nog te bouwen zwembad in Heerlen. Verder concludeerden we dat de gemeente minder oog had voor de (mogelijke) persoonlijke gevolgen voor de toenmalige exploitant, personeelsleden, verenigingen en (andere) huurders. Ten slotte heeft het college de gemeenteraad tijdig en volledig geïnformeerd voorafgaand, tijdens en na afloop van de aanbesteding.

Het Heerlense inkoopbeleid

Het Heerlense inkoop- en aanbestedingsbeleid is gedateerd, summier en geeft weinig richting. Het beleid biedt daarom onvoldoende grondslag voor een doeltreffende inkoop. Daarnaast is de inkooporganisatie nog in ontwikkeling en kwetsbaar, waardoor de borging van doelmatigheid en rechtmatigheid niet optimaal is. Zo ontbreken bijvoorbeeld volledige procedures en werkwijzen en/of zijn deze nog in ontwikkeling. Dit maakt de gemeente kwetsbaar voor wat betreft de borging van rechtmatigheid van inkoop en aanbesteding.

De raad staat voornamelijk op afstand mede doordat het college en de raad inkoop en aanbesteding tot nu toe vooral als een uitvoeringskwestie beschouwen. Daardoor is het voor de raad lastig om kaders te stellen en het college te controleren.

Aanbevelingen

Op basis van bovenstaande bevindingen is de Rekenkamer Heerlen tot de volgende aanbevelingen gekomen:

1: Benader grote, complexe aanbestedingen als groot project (aan het college);

2: Pak vergelijkbare aanbestedingstrajecten in het vervolg op met meer oog voor de menselijke en sociale kant (aan het college);

3: Verken de wensen en eisen van de raad en stel nieuw inkoopbeleid vast (aan het college);

4: Zorg voor een doorontwikkeling van de Heerlense inkooporganisatie, de interne werkwijzen en procedures, en verbetering van de borging van rechtmatigheid (aan het college);

5: Stel vast welke aanbevelingen u wilt overnemen en verzoek het college om een plan van aanpak hiervoor te maken (aan de raad).

Doorwerking

Op maandag 20 juni 2022 is het onderzoeksrapport in de commissie Maatschappij en Financiën van Heerlen besproken. Tijdens de commissie heeft de Rekenkamer Heerlen toelichting gegeven op het rapport, en konden commissieleden vragen stellen over het rapport. Uit de bespreking van het rapport in de commissie komt het beeld naar voren dat de gemeenteraad meer inspraak wil en aan de slag wil met het thema inkoop en aanbesteding. Op woensdag 22 juni heeft de gemeenteraad tijdens de raadsvergadering besloten de conclusies en aanbevelingen uit het rapport over te nemen.


Opdrachtgever: Rekenkamer Heerlen
Onderzoekers: Martijn Mussche en Shauni Drost
Oplevering rapport: 12 april 2022