Berichten door admin
Waterschapsverkiezingen 2023 | 2 maart 2023
Op 15 maart a.s. kan Nederland weer naar de stembus voor de Provinciale Staten en de waterschappen. In deze blog richten we ons op de waterschappen, een voor sommige mensen wat ongrijpbaar overheidsorgaan. Want wat doet een waterschap precies? En wat is de democratische werking van het waterschap? Met deze blog geven we antwoord op deze vragen.
Taken en samenstelling besturen waterschap
Waterschappen zijn verantwoordelijk voor de waterhuishouding. Waterschappen zorgen voor het beheer van dijken en sluizen, de juiste waterstand en voor zuivering van afvalwater. Er zijn 21 waterschappen die elk verantwoordelijk zijn voor hun eigen regio. Net als provincies en gemeenten zijn waterschappen openbare lichamen, maar omdat de taken van het waterschap zich specifiek richten op (onderdelen van) het waterbeheer zijn waterschappen functionele decentrale overheden.
Waterschappen hebben een gekozen algemeen bestuur en een dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur is vergelijkbaar met de gemeenteraad: het algemeen bestuur stelt beleid vast en controleert of het dagelijks bestuur dit beleid goed uitvoert. Elke vier jaar wordt het grootste deel van de leden van het algemeen bestuur (ook wel ingezetenen genoemd) gekozen via verkiezingen. Een kleiner deel van het algemeen bestuur en één lid van het dagelijks bestuur bestaat uit leden vanuit geborgde zetels. De leden voor de geborgde zetels worden in dezelfde periode als het algemeen bestuur gekozen door belangenorganisaties. De geborgde zetels zijn bedoeld om deelbelangen (vanuit de landbouw, het bedrijfsleven en natuurorganisaties) te vertegenwoordigen. Het algemeen bestuur benoemt de leden van het dagelijks bestuur. Een dijkgraaf of watergraaf is voorzitter van het algemeen en dagelijks bestuur.
Op 29 november 2022 stemde de Eerste Kamer in met een Wetsvoorstel om de geborgde zetels voor bedrijven in de waterschapsbesturen te schrappen. Voorstanders van dit wetsvoorstel vinden dat met het wetsvoorstel het algemeen belang beter en democratischer vertegenwoordigd wordt in de waterschapsbesturen. Per maart 2023 gaat het aantal geborgde zetels daarom terug van zeven naar vier per waterschap: twee voor boeren en twee voor natuur. Ook komt de verplichte geborgde zetel in het dagelijks bestuur te vervallen.
Democratische werking waterschap
Het waterschap is een relatief jong democratisch orgaan. Met de in 1992 ingevoerde Waterschapswet kregen inwoners pas voor het eerst direct stemrecht om (per brief) te stemmen op individuele kandidaten voor het algemeen bestuur. In 2008 vonden de eerste landelijke waterschapsverkiezingen plaats; waarbij alle waterschappen tegelijkertijd verkiezingen hielden en inwoners naar de stembus moesten om te stemmen. In 2008 werd ook het lijstenstelsel ingevoerd, en konden inwoners voortaan stemmen op partijen in plaats van op individuele kandidaten.
Er zijn voor- en tegenargumenten te benoemen voor de wijze waarop het waterschap een (representatieve) democratische functie zou moeten hebben.
Interactieve waarborgdemocratie
Aan de ene kant zijn er argumenten om het waterschap vooral als functioneel en uitvoerend orgaan te (gaan) zien en niet (of in mindere mate) als een representatief democratisch orgaan. De Raad voor het Openbaar Bestuur ziet het waterschap als een interactieve waarborgdemocratie. Strategische (politieke) keuzes dienen volgens De Raad op provinciaal niveau te worden gemaakt, en het waterschap moet zich ‘[...] bij de uitoefening van taken beperken tot hun kerntaken: zorgen voor droge voeten en schoon water’. Dat betekent dat het waterschap volgens De Raad een beperkte uitvoerende taak dient te hebben, waarbij er weinig ruimte is voor het maken van besluiten op basis van politiek-ideologische standpunten (zoals in een representatieve democratie).
Democratische functie
Aan de andere kant kan gesteld worden dat het waterschap bij uitstek een belangrijke democratische functie heeft. Hoewel het waterschap vooral de beleidsrichtlijnen van het Rijk, provincies en gemeenten uitvoert, is het nog steeds nodig dat er keuzes worden gemaakt. Denk bijvoorbeeld aan de keuze of het waterpeil ten dienste moet staan van de landbouw (verlaging van het peil) of juist rekening moet houden met het natuur en het klimaat (verhoging of behoud van het waterpeil). Dit zijn bij uitstek afwegingen die binnen de verantwoordelijkheid van de politiek en het bestuur vallen, en waarvoor een volledig op uitvoering gerichte organisatie minder geschikt is. Bovendien worden waterschappen als gevolg van de klimaatverandering bij steeds meer maatschappelijke opgaven betrokken. Dit pleit voor een waterschap waarin de politiek en het bestuur keuzes maakt.
Waterschapsverkiezingen
In 2014 besloot het parlement tot het aannemen van de Wet aanpassing waterschapsverkiezingen om de opkomst te verhogen. Daarmee werden de verkiezingen voor de waterschappen gecombineerd met de verkiezingen voor de Provinciale Staten. Er is sindsdien een stijgende trend zichtbaar in de opkomst bij waterschapsverkiezingen. De opkomst in 2008 lag op 22,7% en in 2015 op 44,5%. In 2019 lag de opkomst voor de waterschapsverkiezingen op 51,3%.
Uit een peiling in december 2022 door bureau Citisen komt naar voren dat 56% van de Nederlanders aan geeft te gaan stemmen voor de waterschapsverkiezingen. Een kanttekening hierbij is dat dit percentage altijd wat terugloopt als de verkiezingen dichterbij komen. Ook zijn de ondervraagde panelleden bovengemiddeld politiek geïnteresseerd. Afrondend is het waterschap een boeiend overheidsorgaan waarover het laatste woord nog niet is gezegd.
Deze blog is geschreven door Rubin ten Broeke. Meer weten over waterschappen en de democratische werking van dit orgaan? Neem dan contact op met hem of met Martijn Mussche.
Doorwerkingsonderzoek inkoopbeleid waterschap AGV | 30 nov 2018
In 2014 deed de rekenkamercommissie Amstel, Gooi en Vecht (AGV) onderzoek naar de inkoop, inhuur en aanbesteding voor het waterschap. Vier jaar later vroeg de rekenkamercommissie zich af wat er met deze aanbevelingen gedaan is en in hoeverre deze zijn opgevolgd.
De hoofdvraag van het doorwerkingsonderzoek luidde als volgt:
“In hoeverre heeft het waterschap invulling gegeven aan de aanbevelingen in het in 2014 door de rekenkamercommissie AGV uitgebrachte onderzoeksrapport naar inkoop, inhuur en aanbesteding?”
Een belangrijke constatering uit het rapport in 2014 betrof het inkoopbeleid. Het AGV-bestuur voerde geen zelfstandig inkoopbeleid, maar maakte gebruik van inkoopbeleid van de uitvoeringsorganisatie stichting Waternet. Hierop volgde in 2014 de aanbeveling om als AGV-bestuur zelfstandig een inkoopbeleid vast te stellen. Uit de bestuurlijke reactie van het dagelijks bestuur (DB) bleek dat zij niet positief reageerde op deze aanbeveling. Ze gaven aan inkoop te beschouwen als bedrijfsvoeringsaangelegenheid. Dit betekende dat het DB zowel de vaststelling van het inkoopbeleid door het stichtingsbestuur als de reguliere verantwoording over het uitgevoerde inkoopbeleid via het stichtingsbestuur afdoende vond. Wel onderschreef het DB het belang om externe (ingehuurde) kennis voor de organisatie te behouden en te waarborgen dat deze kennis niet zou wegvloeien. Na de behandeling van het rekenkamerrapport in de commissie van advies en bijstand op 29 oktober 2014 vond geen besluitvorming plaats over de voorliggende aanbevelingen. De behandeling werd afgesloten met de constatering: “de commissie het onderwerp voldoende heeft besproken.”
Conclusies
De rekenkamercommissie constateert nu dat de aanbeveling om als AGV-bestuur zelfstandig inkoop- en aanbestedingsbeleid te voeren niet is opgevolgd en geen doorwerking heeft gehad in de werkwijze van AGV. Een tweede constatering betreft de ontwikkeling in de omgang met externe inhuur en de borging van deze kennis in de organisatie. Zo is de registratie van externe inhuur op orde gebracht en is op afdelingsniveau afgesproken dat de kennis die externen meenemen in de organisatie moet achterblijven. Hiervoor wordt bijvoorbeeld in koppels van interne en externe medewerkers gewerkt en worden interne processen zoals digitalisering niet volledig uitbesteed.
Tot slot constateert de rekenkamercommissie een beperkte betrokkenheid van het algemeen bestuur (AB) bij het inkoopbeleid. Het is de rekenkamercommissie niet bekend of het AB meer betrokkenheid wenst bij de vaststelling van het nieuwe inkoopbeleid. Ook de kaderstelling voor inkoop en aanbesteding beperkt zich tot op heden tot casusniveau. Daarbij gaat het veelal om grote projecten, zoals de aanbesteding voor een rioolwaterzuivering. Hierbij is ook de controle door het AB op de uitvoering van het inkoop en aanbestedingsbeleid beperkt. In aansluiting op de kaderstelling op casusniveau vindt ook de evaluatie op casusniveau plaats. Het AB vraagt niet om een jaarlijkse verantwoording op de totale uitvoering van het inkoop en aanbestedingsbeleid.
Bijzonderheden
Het doorwerkingsonderzoek werd in begin 2018 uitgevoerd. Tijdens de behandeling van het rapport in de vergadering van de commissie voor advies en bijstand op 15 november 2018 benadrukte de rekenkamercommissie het belang om als AB een besluit te nemen over het rapport. Diezelfde vergadering stond de vaststelling van het nieuwe inkoopbeleid op de agenda, waarmee alsnog gehoor wordt gegeven aan de herhaalde aanbeveling van de rekenkamercommissie.
Opdrachtgever: Rekenkamercommissie waterschap Amstel, Gooi & Vecht
Onderzoekers: Martijn Mussche en Laura Meijer
Oplevering rapport: augustus 2018
Rekenkameronderzoek kunstijsbaan-zwembad Hoogeveen | 31 okt 2018
In maart 2017 stelde de gemeente zich garant voor de bouw van een kunstijsbaan in Hoogeveen. Najaar 2017 werd de realisatie van een nieuw zwembad aan het plan toegevoegd. Vlak voor het raadsbesluit over dit project van bijna € 32 mln. vroeg de raad de rekenkamercommissie het besluitvormingsproces en de uitgangspunten te onderzoeken.
Lees meerRekenkameronderzoek participatiewet Kampen | 12 jul 2018
De rekenkamercommissie van Kampen wilde meer inzicht in de uitvoeringspraktijk rondom de Participatiewet. Het ging onder meer om inzage in het verhaal achter de cijfers: Wat is de uitstroom? En waar naartoe? En waarom?
Lees meerRekenkameronderzoeken grondexploitatie: een korte meta-analyse | 29 juni 2018
De economische crisis bracht veel gemeenten in grote financiële problemen, mede dankzij forse verliesnemingen in de grondexploitatie. In deze korte meta-analyse worden de bevindingen van zes rekenkameronderzoeken naast elkaar gelegd en op hoofdlijnen vergeleken.
Cijfers liegen niet
Grondexploitatie was jaren een betrouwbare inkomstenbron voor Nederlandse gemeenten. De economische crisis bracht daar 10 jaar geleden verandering in. Er werden forse verliezen geleden en gemeenten kwamen erdoor in grote financiële problemen. Deloitte rekende in 2016 uit dat gemeenten sinds 2009 ruim € 3 miljard verlies hebben geleden door afwaarderingen in de grondexploitatie. Mede dankzij deze verliezen daalde de totale reserve van Nederlandse gemeenten met € 1,1 miljard.
Hoewel in 2017 nog altijd 1 op de 3 gemeenten te maken heeft met tekorten in de grondexploitatie (gemiddeld € 0,8 miljoen per gemeente), lijkt het ergste achter de rug. Door de aantrekkende woningmarkt en een groeiende economie durven gemeenten weer voorzichtig actief grondbeleid te voeren. Dit houdt in dat ze actief grond aankopen, ontwikkelen en (het liefst met winst) weer verkopen. Vorig jaar lag het totale saldo van grondexploitatie door Nederlandse gemeenten boven de € 1 miljard, zelfs hoger dan voor de crisis. Toch lijkt er wel iets te zijn veranderd. Werd er in 2010 nog ter waarde van zo’n € 850 miljoen aan grond aangekocht door gemeenten, in 2017 is dit gedaald tot ‘slechts’ € 147 miljoen; het laagste niveau in tien jaar tijd.
Gemeenten zijn voorzichtiger geworden en proberen de verliezen uit de crisistijd goed te maken. Maar welke conclusies werden er destijds getrokken in de verschillende rekenkamerrapporten die over dit thema verschenen? Voor deze korte meta-analyse zijn rekenkamerrapporten van zes verschillende gemeenten bestudeerd en vergeleken. Dit zijn in willekeurige volgorde: de gemeente Rotterdam (rapport gepubliceerd in 2012), Deventer (2013), Dordrecht (2013), Apeldoorn (2012), Dalfsen (2013) en Boxtel (2015). Al deze onderzoeken richten zich op de informatievoorziening, risicobeheer en sturing van het grondbedrijf van de gemeente. Op één na zijn het allemaal case studies, waarbij aan de hand van casussen het grondbeleid wordt ontrafeld en beoordeeld.
Meest voorkomende bevindingen
De conclusies van deze onderzoeken vertonen een aantal overeenkomsten, waaronder:
- Planoptimisme: Te hoge verwachtingen over de opbrengsten;
- Onvoldoende aandacht voor risico’s en risicobeheersing;
- Berekening weerstandscapaciteit onvolledig;
- Informatievoorziening richting de raad onvoldoende;
- Geen actualisatie van benodigde kader- en beleidsnota’s;
Uiteraard biedt een korte analyse als deze geen conclusies die voor alle gemeenten geldend zijn. Daarbij moet ook in acht worden genomen dat de onderzoeken ten tijde van de crisis zijn uitgevoerd en gericht waren op het blootleggen van de zwakke kanten van beleid. Deze korte analyse van zes rapporten laat zien dat er bij diverse gemeenten op grote lijnen dezelfde constateringen zijn gedaan bij onderzoek naar het grondbeleid. De verwachting waren onrealistisch hoog, er was onvoldoende aandacht voor de risico’s en mede door gebrekkige informatievoorziening schoot de controle tekort. De waarde van grond is altijd gebaseerd op schattingen en wordt beïnvloed door diverse factoren, zoals inflatie, prijsschommelingen en rente. Gemeenten nemen daardoor altijd een zeker risico bij de exploitatie van grond. Of er daadwerkelijk is geleerd van de vele (rekenkamer)onderzoeken naar dit thema moet de toekomst gaan uitwijzen.
In al deze onderzoeken wordt gesproken van zogenaamd ‘planoptimisme’, één van de belangrijkste oorzaken van de financiële misère. De gemeenten verwierven en ontwikkelden op grote schaal grond en hadden hoge verwachtingen van de toekomstige opbrengsten. Er ontstond een discrepantie tussen de ramingen en de daadwerkelijke opbrengsten van de exploitatie. Tegelijkertijd was er volgens deze onderzoeken onvoldoende aandacht voor de risico’s. De berekening van de weerstandscapaciteit gaf bij deze gemeenten een vertekend beeld van de aanwezige risico’s in het grondbedrijf. Daarnaast blijkt uit deze onderzoeken dat de informatievoorziening richting gemeenteraad onvoldoende was voor zijn kaderstellende en controlerende taken. De oorzaak hiervan ligt onder andere bij onvolledige of niet tijdig aangeleverde informatie. Bovendien bleken de benodigde beleids- en kadernota’s vaak niet geactualiseerd en/of geëvalueerd. Daarnaast was er bij deze gemeenten geen eenduidig risicosysteem waardoor risico’s binnen de organisatie wisselend gewaardeerd en beoordeeld werden. Dit alles zorgde ervoor dat de raad onvoldoende zicht had op de risico’s en hier ook beperkt op kon sturen.
Bronnen:
- Korthals Altes, W. (2018). Financiële gegevens bouwgrondexploitaties: Financiële gegevens bouwgrondexploitatie gemeenten tot en met 4e kwartaal 2017 (2e plaatsing). Delft: OTB-Onderzoek voor de gebouwde omgeving. Faculteit Bouwkunde, TU Delft;
- Binnenlands Bestuur (2015) Grond, geld en gemeenten: De betekenis en gevolgen van de gemeentelijke grondexploitaties voor de bestuurlijke en financiële verhoudingen, Binnelands Bestuur, juli 2015;
- Deloitte (2017) Gemeentelijke grondposities gehalveerd; data analyse grondposities gemeenten, ©2017 Deloitte The Netherlands;
- Rekenkamer Rotterdam (2012) Grond voor exploitatie: Onderzoek naar grondexploitatie in tijden van crisis, September 2012, Rotterdam;
- Rekenkamercommissie Deventer (2013) Risico’s beheerst? Onderzoek naar risicomanagement van grondexploitaties, Deventer, december 2013;
- Rekenkamercommissie Dordrecht (2013) Achter grond; Een onderzoek naar de informatievoorziening rondom grondbeleid en grondexploitatie, Dordrecht, 2013
- Gemeente Apeldoorn (2012) De grond wordt duur betaald: Raadsonderzoek naar het grondbedrijf in de gemeente Apeldoorn, Apeldoorn, 2012
- Gemeente Dalfsen (2013) Onderzoek naar de (financiële) beheersing van de grondexploitatie van de gemeente Dalfsen, Dalfsen, december 2013;
- Rekenkamercommissie gemeente Boxtel (2015) Sturing grondbeleid Boxtel, juli 2015.
Rekenkameronderzoek Postafhandeling Emmen | 12 apr 2018
In 2012 heeft de rekenkamercommissie van Emmen onderzoek gedaan naar de afhandeling van de post binnen de gemeente. De rekenkamercommissie vroeg zich af wat is er gedaan met de aanbevelingen van toen.
Lees meerRekenkameronderzoek Besluitvorming in Blaricum | 19 mrt 2018
De rekenkamer BEL is gestart met een drieluik over besluitvorming in de gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren. In Blaricum koos de rekenkamer de besluitvorming rond de kunstgrasvelden van BVV’31. Een politiek gevoelig onderwerp, bleek al snel.
Lees meerRekenkameronderzoek Armoedebeleid in Steenbergen | 21 dec 2017
Hoe staat het met het armoedebeleid in de gemeente Steenbergen? Welke voorzieningen zijn er voor de minima? Hoe kijkt de doelgroep zelf naar de gemeente? De rekenkamercommissie heeft daar in 2017 onderzoek naar laten doen.
Lees meerRekenkameronderzoek BOA’s in Gemert-Bakel en Laarbeek | 11 okt 2017
De rekenkamercommissie heeft de inzet van BOA’s in de gemeenten Gemert-Bakel en Laarbeek laten onderzoeken. Het gaat om de functie die in veel gemeenten wordt aangeduid als ‘stadswacht’.
Lees meerVertrouwelijkheid en rekenkameronderzoek (deel 3) | 31 mei 2017
In hoeverre kunnen vertrouwelijke gespreksverslagen ook vertrouwelijk blijven? De rechtbank deed daar onlangs een uitspraak over.
Lees meer